In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzoekt de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Marchena, om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor haar kinderen. De vader, die niet is verschenen, heeft geen verweerschrift ingediend. De procedure begon met een verzoekschrift op 30 juli 2018, gevolgd door mondelinge behandelingen op 13 november 2018 en 5 februari 2019. De moeder stelt dat de vader, die in Dubai woont en werkt, onvoldoende bijdraagt aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen. De moeder vraagt om een maandelijkse bijdrage van Afl. 650,- voor hun jongmeerderjarige zoon en Afl. 450,- voor hun minderjarige zoon, en om toestemming om kosteloos te mogen procederen.
De rechter overweegt dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en dat de hoogte van de kinderalimentatie afhankelijk is van de draagkracht van beide ouders. De moeder heeft haar financiële situatie uiteengezet, waarbij ze aangeeft dat ze minimumloon ontvangt en financiële steun van familieleden krijgt. De vader heeft geen verweer gevoerd, waardoor het gerecht de door de moeder opgegeven kosten als niet weersproken aanneemt.
De rechter beslist dat de vader maandelijks Afl. 650,- moet betalen voor de jongmeerderjarige zoon en Afl. 450,- voor de minderjarige zoon, met ingang van 1 september 2018. Tevens verleent het gerecht de moeder toestemming om kosteloos te procederen. De beschikking is gegeven ter zitting van 2 juli 2019, in aanwezigheid van de griffier.