ECLI:NL:OGEAA:2019:38

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
AUA201703575 BB
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval en wijziging van eis in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 16 januari 2019 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 21 juni 2017 plaatsvond. De eiseres, die haar vordering aanvankelijk baseerde op de stelling dat de gedaagde het ongeval had veroorzaakt, heeft haar eis gewijzigd en zich beroepen op artikel 19 van de Landsverordening Wegverkeer. De gedaagde, die als eigenaar van het voertuig werd aangesproken, voerde verweer en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor het ongeval, omdat de bestuurder van zijn voertuig niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en het voertuig niet verzekerd was.

De rechter heeft de procedure en de standpunten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De eiseres vorderde een schadevergoeding van Afl. 7.657,- en de rechter oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die de eiseres had geleden. Het verweer van de gedaagde, dat hij zich niet kon verzetten tegen de wijziging van de grondslag van de vordering, werd verworpen. De rechter oordeelde dat de gedaagde als eigenaar van het voertuig verantwoordelijk was voor de schade, ongeacht de omstandigheden rondom de bestuurder.

Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechter de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde en het meer of anders gevorderde afwees.

Uitspraak

Vonnis van 16 januari 2019
Behorend bij AUA201703575 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon, later bij gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens wijziging eis;
- de conclusie van dupliek;
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 21 juni 2017 vond op de hoofdweg van [hoofdstad] naar [plaats] ter hoogte van […] een ongeval plaats, waarbij betrokken waren het aan [gedaagde] toebehorende voertuig met kenteken [kentekennummers] en het aan [eiseres] toebehorende voertuig met kenteken [kentekensnummers]. Volgens het door partijen niet bestreden rapport van de politie is de aanrijding ontstaan doordat de [kentekennummers] links afsloeg, terwijl hij geen voorrang gaf aan de [kentekennummers]. Aan het voertuig van [eiseres] is aanzienlijke schade ontstaan.
2.2
De bestuurder van het voertuig van [gedaagde] was een zekere [naam bestuurder]. Deze was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en het voertuig van [gedaagde] was niet verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid.
2.3 [
eiseres] heeft de schade laten begroten en haar voertuig later verkocht.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert, na wijziging van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 7.657,- met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiseres] heeft aanvankelijk, bij verzoek, aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het ongeval veroorzaakt is door [gedaagde]. Bij repliek heeft zij de grondslag van haar vordering in zoverre gewijzigd dat zij [gedaagde] aanspreekt op grond van art. 19 van de Landsverordening wegverkeer. Tevens heeft zij bij repliek haar vordering verminderd.
3.3 [
gedaagde] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Het Gerecht zal op de standpunten van partijen, hierna waar nodig nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] zich op goede grond kan verzetten tegen de wijziging van de grondslag van de vordering van [eiseres]. Hierbij acht het Gerecht het volgende van belang.
4.2
Bij verzoek heeft [eiseres] stukken overgelegd waaruit blijkt om welk voertuig het gaat en wie de bestuurder van dat voertuig was. Tevens heeft zij een opgave gedaan van haar schade. [Eiseres] werd op dat moment niet bijgestaan door een professioneel gemachtigde.
4.3
In zijn antwoord heeft [gedaagde] zich beperkt tot de stelling dat hij geen verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat dit ook uit de stukken van [eiseres] blijkt. Enige informatie over de situatie c.q. het ongeval verschaft [gedaagde] niet.
4.4
Bij repliek, tevens akte wijziging eis, heeft [eiseres], die nu wel voorzien was van een gemachtigde, [gedaagde] aangesproken op grond van art. 19 Landsverordening Wegverkeer, waarin is bepaald:
“Indien door een botsing met, of een aan- of overrijding door een voertuig waarmee op een weg wordt gereden, schade wordt toegebracht aan niet door dat voertuig vervoerde personen of goederen, is, behoudens het vijfde lid, de eigenaar of, indien er een houder is, de houder van het voertuig verplicht om die schade te vergoeden”.In het vijfde lid is bepaald:
“De rechter kan het bedrag der schadevergoeding beperken, wanneer aannemelijk is, dat het ongeval is te wijten aan overmacht, daaronder begrepen schuld van iemand voor wie de eigenaar of de houder niet aansprakelijk is”.
4.5
Het verweer van [gedaagde] bij dupliek is dat deze eiswijziging van [eiseres] niet moet worden toegestaan, nu hij hierdoor in zijn procespositie wordt benadeeld. Hij kan [naam bestuurder] niet meer in vrijwaring kan oproepen. Voorts geeft [gedaagde] bij dupliek een uitgebreid relaas van hetgeen zich voorafgaand aan het ongeval heeft voorgedaan en wat zijn positie is, namelijk die van eigenaar van de [kentekennummers].
4.6
Het verweer van [gedaagde] wordt verworpen. Het stadium waarin [eiseres] de grondslag van haar vordering heeft gewijzigd is niet zo laat dat dit in strijd is met beginselen van een behoorlijke procesorde. Bovendien had [gedaagde] kunnen weten dat hij niet als bestuurder maar als eigenaar werd aangesproken. Hij wist immers dat het voertuig door [naam bestuurder] werd bestuurd, die het bij zijn terrein heeft meegenomen. Hij wist ook dat zijn voertuig bij de aanrijding betrokken was. [gedaagde] heeft er bij antwoord voor gekozen om zich (uiterst summier) te beperken tot het verweer dat hij het ongeval niet had veroorzaakt, terwijl hij, als hij opening van zaken zou hebben gegeven, grond had om ook toen al [naam bestuurder] in vrijwaring op te roepen. Voor zover [gedaagde] thans wordt benadeeld, doordat hij [naam bestuurder] niet in vrijwaring kan oproepen, is dat (mede) aan zijn proceshouding te wijten. Voorts overweegt het Gerecht dat [gedaagde] nog steeds bevoegd is om [naam bestuurder] aan te spreken, zij het nu in een aparte procedure. Dit leidt ertoe dat het geschil zal worden beoordeeld op de gewijzigde grondslag.
4.7
Op grond van het hierboven opgenomen art. 19 van de Landsverordening wegverkeer, kan [gedaagde] door [eiseres] worden aangesproken tot vergoeding van de door haar geleden schade. [Gedaagde] heeft een beroep gedaan op het vijfde lid van dit artikel en zich beroepen op overmacht. [Naam bestuurder] zou een verkeerd voertuig hebben meegenomen tijdens de afwezigheid van [gedaagde]. [Naam bestuurder] had niet deze, maar een andere pickup moeten gebruiken. Ook dit verweer wordt verworpen. Van overmacht is eerst sprake indien de gedraging niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtsopvatting of in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de schuldenaar komt. Hiervan is geen sprake. De situatie dat een voertuig niet verzekerd is (maar kennelijk wel voorzien is van een kentekenplaat) is een verwijt dat aan [gedaagde] als eigenaar/houder kan worden tegengeworpen. Ook had hij maatregelen kunnen en moeten treffen die zouden verhinderen dat [naam bestuurder] dit voertuig zou meenemen. Kennelijk kon [naam bestuurder] over de sleutels van het voertuig beschikken. Ook dit is een omstandigheid die voor rekening van [gedaagde] komt. Voorts blijkt niet dat [naam bestuurder] tegen de kennelijke wil van [gedaagde] het voertuig heeft gebruikt, nu die geen aangifte van diefstal of vermissing had gedaan.
4.8
De door [eiseres] opgevoerde schade en de aansprakelijkheid voor die schade is verder niet door [gedaagde] weersproken. zodat die in na te melden zin kan worden toegewezen.
4.9
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van Afl. 7.657,- te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 22 juni 2017 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht, en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 16 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.