ECLI:NL:OGEAA:2019:377

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
AUA201901139
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AZV met betrekking tot loonbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft belanghebbende, X, beroep ingesteld tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing AZV voor het jaar 2012, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De aanslagen zijn gebaseerd op een belastbaar inkomen van Afl. 62.466 en een premie-inkomen van Afl. 67.350. Belanghebbende betwist de hoogte van de aanslagen en stelt dat een bedrag aan loonbelasting als voorheffing verrekend kan worden met de aanslag inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft de aanslagen gehandhaafd en betwist dat er loonbelasting is ingehouden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er loonbelasting is ingehouden, en dat hij niet te goeder trouw was met betrekking tot de inhouding. Hierdoor kan de loonbelasting niet worden verrekend met de inkomstenbelasting. Ook heeft belanghebbende niet kunnen bewijzen dat de NV premie AZV heeft ingehouden, waardoor deze niet als voorheffing kan worden verrekend met de aanslag premieheffing AZV. De verzuimboete van Afl. 250, opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte, is eveneens gehandhaafd.

De uitspraak van het Gerecht op 26 juni 2019 verklaart het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting en de verzuimboete ongegrond, maar verklaart het beroep inzake de aanslag premie AZV gegrond, en vermindert deze tot Afl. 7.522. Het betaalde griffierecht van Afl. 25 dient door de Inspecteur aan belanghebbende te worden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2019
BBZ nr. AUA201901139
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X, wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 december 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 62.466, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van Afl. 4.329. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Afl. 250 vanwege het niet tijdig doen van aangifte (eerste verzuim).
1.2
Aan belanghebbende is op 29 december 2017 een aanslag in de premieheffing AZV voor het jaar 2012 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 67.350, resulterend in een verschuldigd premiebedrag van Afl. 7.745.
1.3
Belanghebbende heeft op 23 februari 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en de verzuimboete.
1.4
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 februari 2019 de aanslagen en de verzuimboete gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 8 april 2019 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.6
De Inspecteur heeft op 30 april 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7
Beide partijen hebben toestemming verleend een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten.
1.8
Het Gerecht heeft daarop bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft vanaf 1 april 2012 werkzaamheden verricht voor Y NV (hierna: de NV). De NV en belanghebbende hebben in dat verband geen schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. Overeengekomen is dat belanghebbende voor deze werkzaamheden Afl. 4.000 per maand ontvangt.
2.2
Blijkens een zogenoemde ‘opgaaf derde, niet in dienstbetrekking’ heeft belanghebbende in 2012 ter zake van deze werkzaamheden betalingen ontvangen ten bedrage van in totaal Afl. 31.175. In deze derdenopgaaf is abusievelijk een bedrag van Afl. 32.175 vermeld.
2.3
In een brief van 17 januari 2013 heeft de NV het volgende aan belanghebbende geschreven:
“Hereby the company would like to officially inform you that due to the economic condition of the company, we have reached the decision in order to continue with your technical support we had to reevaluate your original offer of AWG 4.000.
Therefore, management has reached the decision to lower your monthly consulting fee to AWG 3.000 per month instead of your original offer of AWG 4.000 monthly. This was implemented since October 2012.
For administration purposes, we like to request you to sign this letter as your official acceptance of said adjustment to your technical support monthly rate.”
Belanghebbende heeft deze brief ondertekend met ‘not accepted’.
2.4
Belanghebbende en de NV hebben van 1 februari 2013 tot en met 31 juli 2013 een zogenoemde ‘project labor agreement’ gesloten. Daarin is overeengekomen dat belanghebbende gedurende deze periode 40 uur per week werkzaamheden als project manager zal verrichten voor Afl. 3.500 per maand. Verder is in deze overeenkomst neergelegd dat op het bruto salaris belasting en sociale premies zullen worden ingehouden.
2.5
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 als inkomsten uit de werkzaamheden voor de NV aangegeven een bedrag van Afl. 32.175, alsmede een AOV-uitkering van Afl. 22.020 en een uitkering van Fatum Life BV Curaçao van Afl. 13.155. In deze aangifte heeft belanghebbende geen bedrag aan ingehouden loonbelasting ingevuld.
2.6
De Inspecteur heeft de aanslagen als volgt vastgesteld:
IB 2012
AZV 2012
Inkomsten NV
32.175
32.175
AOV-uitkering (SVB)
22.02
22.02
Fatum Curaçao
13.155
13.155
Premie-inkomen
67.35
Verschuldigde premieheffing (11,5%)
7.745
Rente geldlening
-/- 998
Ziektekosten
-/- 1.443
Ouderenaftrek
-/- 2.443
Belastbaar inkomen
62.466
Inkomstenbelasting
5.49
Aftrek voorkoming dubbele belasting
-/- 1.161
Verschuldigde inkomstenbelasting
4.329

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AZV naar een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een bedrag aan loonbelasting van Afl. 4.825 als voorheffing verrekenbaar is met onderhavige aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2012, zodat deze aanslag nihil bedraagt. Het bedrag van Afl. 4.825 is het verschil tussen de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding van Afl. 36.000 (negenmaal Afl. 4.000 per maand) en het in 2012 daadwerkelijk ontvangen bedrag van Afl. 31.175. De Inspecteur verdedigt het tegenovergestelde standpunt.
3.3
De Inspecteur merkt op dat bij het vaststellen van de aanslagen in plaats van Afl. 32.175 slechts een bedrag van Afl. 31.175 als inkomsten van de NV in aanmerking had moeten worden genomen, dat ten onrechte geen forfaitaire aftrek arbeidskosten van Afl. 936 (3% van Afl. 31.175) is verleend, en dat ten onrechte aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is verleend. Volgens de Inspecteur hadden de aanslagen als volgt moeten worden vastgesteld:
IB 2012
AZV 2012
Inkomsten NV
31.175
31.175
AOV-uitkering (SVB)
22.02
22.02
Fatum Curaçao
13.155
13.155
Arbeidskosten
-/- 936
-/- 936
Premie-inkomen
65.414
Verschuldigde premieheffing (11,5%)
7.522
Rente geldlening
-/- 998
Ziektekosten (lagere drempel)
-/- 1.540
Ouderenaftrek
-/- 2.443
Belastbaar inkomen
60.433
Inkomstenbelasting
5.086
Aftrek voorkoming dubbele belasting
-/- 0
Verschuldigde inkomstenbelasting
5.086
3.4
Ook de verzuimboete is in geschil.
3.5
Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 2012 tot nihil.
3.6
De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag inkomstenbelasting 2012 ten bedrage van Afl. 4.329 en tot een vermindering van de aanslag premie AZV 2012 tot een bedrag van Afl. 7.522 (voor verrekening voorheffing).

4.OVERWEGINGEN

Verrekening loonbelasting
4.1
Ingevolge artikel 24, lid 8, Landsverordening inkomstenbelasting wordt de geheven loonbelasting als voorheffing verrekend met de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting.
4.2
Ingehouden loonbelasting, ook al is die niet afgedragen door de inhoudingsplichtige, kan worden verrekend met de aanslag in de inkomstenbelasting (vgl. HR 26 september 2003, nr. 38.532, ECLI:NL:HR:2003:AL2130).
4.3
Van inhouding als bedoeld in artikel 10, lid 1, van de Landsverordening Loonbelasting is sprake indien de inhoudingsplichtige een gedeelte van het overeengekomen brutobedrag van het loon niet uitbetaalt, en dit geschiedt met het oogmerk het niet uitbetaalde bedrag als loonheffing af te dragen (vgl. HR 24 december 2010, nr. 09/01685, ECLI:NL:HR:2010:BM6686, r.o. 3.3.2). Dat de afdracht daadwerkelijk plaatsvindt is geen voorwaarde om van inhouding te kunnen spreken.
4.4
Het ligt op de weg van de belanghebbende om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat inhouding heeft plaatsgevonden (vgl. HR 24 december 2010, nr. 09/01685, ECLI:NL:HR:2010:BM6686, r.o. 3.3.3). Dit brengt mee dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur aannemelijk moet maken dat een gedeelte van zijn van de NV genoten loon niet aan hem is uitbetaald met het oogmerk dit bedrag aan loonheffing af te dragen.
4.5
Naar het oordeel van het Gerecht is belanghebbende niet geslaagd in zijn bewijslast. Redengevend daarvoor is dat tussen belanghebbende en de NV geen arbeidsovereenkomst is gesloten en dat uit de brief van 17 januari 2013 (zie 2.3) volgt dat het bedrag van Afl. 4.825 niet van de vergoeding is afgezonderd met het doel de loonbelasting af te dragen, maar een verlaging van de oorspronkelijke ‘consulting fee’ betreft. Daarbij komt dat belanghebbende blijkens zijn aangifte dit ook als een dergelijke verlaging heeft opgevat, door dit bedrag niet tot zijn bruto inkomen te rekenen. Het vorenstaande brengt mee dat niet kan worden gesproken van een inhouding van loonbelasting.
4.6
Indien geen sprake is van inhouding, kan alsnog recht bestaan op verrekening van de loonbelasting met de inkomstenbelasting indien de belanghebbende te goeder was ter zake van de inhouding (vgl. HR 24 december 2010, nr. 09/01685, ECLI:NL:HR:2010:BM6686, r.o. 3.4).
4.7
Ook voor deze situatie ligt het op de weg van de belanghebbende om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat hij meende en ook bij inachtneming van de door hem te betrachten zorgvuldigheid mocht menen dat de werkgever aan haar verplichting tot inhouding zou voldoen (vgl. HR 24 december 2010, nr. 09/01685, ECLI:NL:HR:2010:BM6686, r.o. 3.4.2).
4.8
Gelet op het overwogene in 4.5, is belanghebbende ook niet geslaagd in dit bewijs. Dit brengt mee dat belanghebbende niet te goeder trouw was, en verrekening van loonbelasting dus niet aan de orde is.
Premieheffing AZV
4.9
Tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, is belanghebbende evenmin erin geslaagd aannemelijk te maken dat de NV premie AZV heeft ingehouden, zodat ook deze niet als voorheffing kan worden verrekend met de aanslag premieheffing AZV.
4.1
De verschuldigde premie AZV worden geheven over het door belanghebbende genoten premie-inkomen. Onder het premie-inkomen wordt verstaan het onzuiver inkomen in de zin van de Landsverordening inkomstenbelasting.
4.11
Zoals de Inspecteur in zijn verweerschrift terecht opmerkt (zie 3.3), dient het premie-inkomen op Afl. 65.414 te worden vastgesteld, hetgeen resulteert in een verschuldigd premiebedrag van Afl. 7.522 (voor verrekening van voorheffing). De aanslag premie AZV dient derhalve te worden verminderd tot dit bedrag. Het beroep inzake de aanslag premie AZV dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Verzuimboete
4.12
De verzuimboete van Afl. 250 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte inkomstenbelasting.
4.13
Op grond van artikel 54, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van 5% van de verschuldigde belasting met een minimum van Afl. 250 en een maximum van Afl. 10.000.
4.14
In het Boetebeleid Belastingdienst Aruba (hierna: BBA) is het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van paragraaf 21 BBA legt de Inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van Afl. 500, bij een tweede verzuim een boete van Afl. 1.250, bij een derde verzuim een boete van Afl. 2.500, bij een vierde verzuim een boete van Afl. 5.000 en bij een vijfde verzuim een boete van Afl. 10.000, met een maximum van 5% van de verschuldigde belasting.
4.15
Aan belanghebbende is tot 1 maart 2014 uitstel verleend voor het doen van aangifte inkomstenbelasting 2012. Belanghebbende heeft op 15 mei 2014 de aangifte gedaan. Deze aangifte is dus buiten de termijn ingediend. In zoverre heeft de Inspecteur terecht een verzuimboete opgelegd. De Inspecteur heeft een verzuimboete van Afl. 250 opgelegd. Het Gerecht acht deze boete passend en geboden.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, Landsverordening beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting 2012 ongegrond;
- verklaart het beroep inzake de verzuimboete 2012 ongegrond;
- verklaart het beroep inzake de aanslag premie AZV 2012 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag premie AZV 2012;
- vermindert de aanslag premie AZV 2012 tot een bedrag van Afl. 7.522;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 26 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300