ECLI:NL:OGEAA:2019:372

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
AUA201901897
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker

Op 26 juni 2019 heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had op 27 mei 2019 de inbewaringstelling bevolen. Op 31 mei 2019 oordeelde de rechter-commissaris dat deze vrijheidsontneming rechtmatig was. De verzoeker heeft op 7 juni 2019 een verzoekschrift ingediend, waarin hij de rechtmatigheid van zijn inbewaringstelling aanvocht. Dit verzoek werd behandeld op 12 juni 2019, waarbij de verzoeker in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.H. Lejuez. De minister was vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen.

De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), dat bepaalt dat de betrokkene binnen 72 uur voor de rechter-commissaris moet worden geleid. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat het oordeel over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling onaantastbaar is en dat enkel de voortduren van de bewaring ter beoordeling ligt. Hierbij is gekeken naar de betrokken belangen, de duur van de bewaring en de vooruitzichten op uitzetting.

De rechter-commissaris concludeert dat er sinds de eerdere toetsing door de rechter-commissaris nog maar korte tijd is verstreken en dat er geen reden is om te oordelen dat de verweerder onvoldoende aan de uitzetting werkt. Bovendien is het van belang dat de verzoeker verplicht is mee te werken aan zijn uitzetting. Uiteindelijk komt de rechter-commissaris tot de conclusie dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is en wijst het verzoek van de Venezolaanse verzoeker af.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2019
VRZ AUA201901897

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[ Verzoeker ],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez,

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 27 mei 2019, heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
Op 31 mei 2019 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 7 juni 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 12 juni 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.P.Jansen (DWJZ).
Uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
2.Het oordeel van de rechter-commissaris dat de inbewaringstelling rechtmatig is, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
3. Sinds de toetsing van de rechter-commissaris is nog maar korte tijd verstreken. Er is daarom nu geen reden voor het oordeel dat verweerder onvoldoende aan de uitzetting werkt. Van belang is voorts dat verzoeker verplicht is mee te werken aan zijn uitzetting.
4. Bij afweging van alle betrokken belangen komt de rechter-commissaris tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af;
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers, rechter-commissaris, op 26 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.