ECLI:NL:OGEAA:2019:366

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201900018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inbewaringstelling en verwijdering van een appellante in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bevelschrift tot inbewaringstelling en verwijdering van de appellante. De appellante had op 17 september 2018 bezwaar gemaakt tegen het bevelschrift tot inbewaringstelling, dat was opgelegd door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Het gerecht oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat er geen bezwaar op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) kon worden gemaakt tegen het bevelschrift tot inbewaringstelling. Het beroep was derhalve gegrond voor zover het gericht was tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. Het gerecht heeft zelf in de zaak voorzien en het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt dat de toetsing van de inbewaringstelling door de rechter-commissaris niet kan worden herhaald door de bestuursrechter op grond van de Lar, indien die toetsing reeds door een andere onafhankelijke rechter is of kan worden geschied. De beslissing van het gerecht houdt in dat de appellante geen recht heeft op een herbeoordeling van de inbewaringstelling door de bestuursrechter, en dat de kosten niet aan de verweerder worden opgelegd.

Uitspraak

Uitspraak van 24 juni 2019
Lar nr. AUA201900018
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante]
verblijvende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: C.J. Colina, juridisch adviseur bij RGB LEGAL SERVICES,
gericht tegen:
de minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 14 september 2018 heeft verweerder de verwijdering van appellante bevolen, en daarbij een periode van niet toelating van 60 maanden opgelegd.
Bij bevelschrift van 14 september 2018 is de inbewaringstelling van appellante ter verzekering van de verwijdering bevolen.
Tegen het bevelschrift tot inbewaringstelling heeft appellante op 17 september 2018 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 7 januari 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2.2
Ingevolge artikel 32 van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien (sub a) het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, of (sub c) de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven.
2.3
Het gerecht overweegt dat uit het bezwaarschrift van appellante niet blijkt dat het mede is gericht tegen het bevel tot verwijdering. Voor zover het beroep mede gericht is tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar gericht tegen dat bevel, is dat beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
2.4
Wat betreft het beroep voor zover gericht tegen het bevel tot inbewaringstelling, overweegt het gerecht als volgt.
Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming binnen 72 uur door de rechter-commissaris getoetst. Naar het oordeel van het gerecht dient de toetsing van de inbewaringstelling door de rechter-commissaris voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Lar op een lijn te worden gesteld met het geval waarin tegen een besluit beroep is opengesteld op een (andere) onafhankelijke rechter. De strekking van dit voorschrift is immers dat er geen plaats is voor toetsing van een beschikking door de bestuursrechter op grond van de Lar, indien die toetsing reeds op grond van een andere landsverordening door een andere onafhankelijke rechter is of kan worden geschied.
Dit leidt tot de conclusie dat tegen het bevelschrift tot inbewaringstelling geen bezwaar op grond van de Lar kan worden gemaakt, zodat dit bezwaar door verweerder niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Het beroep is derhalve voor zover gegrond.
Het gerecht ziet aanleiding om met toepassing van artikel 47, lid 4 van de Lar zelf in de zaak te voorzien, en het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
2.5
Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding om verweerder in de kosten te veroordelen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar tegen het bevelschrift inbewaringstelling, gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op dat bezwaar van appellante;
- verklaart het bezwaar van appellante gericht tegen het bevelschrift inbewaringstelling alsnog niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige niet-ontvankelijk;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 24 juni 2019, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.