ECLI:NL:OGEAA:2019:365

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803494
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen negatief advies tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door drie appellanten tegen een negatief advies van de Minister van Sociale Zaken en Arbeid. De appellanten hadden op 31 oktober 2018 beroep ingesteld nadat verweerder op 26 september 2018 had gecommuniceerd dat het negatieve advies tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt van appellante 1 gehandhaafd bleef. De zaak werd behandeld op 6 mei 2019, waarbij verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde, terwijl de appellanten niet verschenen. Het gerecht oordeelde dat de brief van 26 september 2018 geen beschikking was in de zin van artikel 2 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat deze niet gericht was op enig rechtsgevolg. Hierdoor verklaarde het gerecht het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een beschikking en de voorwaarden waaronder beroep kan worden ingesteld. De rechter gaf ook instructies voor het indienen van een hoger beroep, inclusief de vereisten voor het hogerberoepschrift en het verschuldigde griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 17 juni 2019
Lar nr. AUA201803494

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[appellante 1],
2.[appellante 2] h.o.d.n. [h.o.d.n. appellante 2],
3.[appellante 3],
wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigden: C.J. Colina,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN ARBEID,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 26 september 2018 heeft verweerder appellante 2 bericht dat het negatieve advies tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt van appellante sub 1 gehandhaafd blijft.
Hiertegen hebben appellanten op 31 oktober 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 10 januari 2019 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2019, alwaar is verschenen verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd. Appellanten zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Op grond van artikel 23, eerste lid van de Lar kan degene die rechtsreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
De feiten
2.1
Bij brief van 20 juni 2018 gericht aan appellante sub 2 verklaart verweerder het volgende:
“Hiermede wordt verklaard dat u op
2 februari 2018een vacaturemelding bij de afdeling Arbeidsbemiddeling en Re-integratie van het Departamento di Progreso Laboral (DPL) heeft geplaatst voor de functie van
chef.
Reden(en) van bezwaar:
Aan de hand van ingeleverde documenten is geconstateerd dat de vergunningplichtige niet over de geëiste werkervaring van de werkgever beschikt. Hierdoor komt de vergunningsplichtige zelf niet in aanmerking voor de vacature.
Naar aanleiding van een verrichtte bedrijfscontrole op 8 februari 2018, is geconstateerd dat betrokkene reeds bij u in dienst is als chef.
Reden waarom bezwaar bestaat tegen toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt van
mevr. [appellante1], geboren op
[geboorte datum] 1982te
[land]
2.2
Bij brief van 4 september 2018, ingediend bij de Departamento Progreso Laboral (DPL) op 21 september 2018, heeft de directeur van appellante sub 2 aan de DPL om herziening van het negatief advies gevraagd en uitgelegd dat hij geen lokale werkzoekende sollicitanten heeft kunnen vinden voor de functie en dat hij daarom appellante sub 1 in dienst heeft genomen.
2.3
Bij brief van 26 september 2018 antwoordt verweerder dat het negatief advies gehandhaafd blijft omdat er geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gebracht die de aanvraag anders zou doen beoordelen.
De beoordeling
3. Het gerecht is van oordeel dat de brief van 26 september 2018 geen beschikking is in de zin van artikel 2 van de Lar omdat de brief niet is gericht op enig rechtsgevolg. De aanvraagprocedure bij DPL is een uitwerking van de in artikel 7, zesde lid, van de Ltu neergelegde verplichting van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie om bij zijn besluitvorming omtrent de verlening van vergunningen tot tijdelijk verblijf met het oog op het verrichten van arbeid, zijn collega van Sociale Zaken en Arbeid (verweerder) te raadplegen. Aan het door laatstgenoemde gegeven advies is de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie bij zijn besluitvorming echter geenszins gebonden. Dat de uitvoerende dienst (DIMAS), belast met het in behandeling nemen en afhandelen van aanvragen om verblijfsvergunning, in de praktijk wellicht doorslaggevend gewicht toekent aan de opvatting van verweerder, doet aan het adviserende karakter van de brief niet af. De vraag of de opvatting van verweerder, zoals deze blijkt uit zijn brief, terecht grond is voor het afwijzen (of zelfs niet in behandeling nemen) van een vergunningaanvraag, kan op grond van de Lar aan de orde worden gesteld in de procedure, gericht tegen de beschikking van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie tot afwijzing dan wel niet-inbehandelingneming van de aanvraag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.