In deze zaak heeft klager, de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een gratificatie in verband met zijn 25-jarig ambtsjubileum. De afwijzing was gedaan door de minister, die stelde dat klager als non-actief werd beschouwd volgens een circulaire. Klager heeft op 10 juli 2018 een pro-forma bezwaarschrift ingediend, gevolgd door de gronden van zijn bezwaar op 5 september 2018. De zitting vond plaats op 6 mei 2019, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het gerecht heeft overwogen dat het bezwaar ontvankelijk is, ondanks dat het bezwaarschrift na de uiterlijke indieningsdatum was ingediend. Klager heeft onbetwist gesteld dat hij de beschikking pas op 20 juni 2018 heeft ontvangen, waardoor het bezwaar binnen de gestelde termijn is ingediend. Inhoudelijk heeft het gerecht vastgesteld dat de beslissing omtrent de gratificatie aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden. De brief van de minister was daarom onbevoegd en diende te worden vernietigd.
De rechter heeft geoordeeld dat de Gouverneur alsnog een beslissing op klagers verzoek tot bevordering moet nemen, met inachtneming van eerdere besluiten van de ministerraad. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2019. Klager kan binnen dertig dagen na deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.