ECLI:NL:OGEAA:2019:363

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201901568
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunning

Op 10 juni 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Colombiaanse nationaliteit hebbende, had op 6 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een tijdelijke verblijfsvergunning om in Aruba te mogen verblijven en te werken bij Luis’s Nice Creams N.V. Deze aanvraag werd op 24 april 2019 afgewezen, met de motivering dat verzoeker zijn eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning in het buitenland moest afwachten. Hiertegen heeft verzoeker op 6 mei 2019 een bezwaarschrift ingediend en op 14 mei 2019 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 27 mei 2019 werd het verzoek behandeld. Verzoeker stelde dat hij niet in het buitenland moest afwachten en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, verwijzend naar een aantekening van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de aantekening geen welbewuste standpuntbepaling van het bestuur inhield en dat verzoeker niet redelijkerwijs de indruk kon hebben dat zijn afwijzende besluit zou worden herzien. De rechter concludeerde dat het bezwaarschrift van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld. De rechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2019
Lar nr. AUA201901568

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker],

verblijvende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: dhr. J.J.C. Odor, LL.M.,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 april 2019 (CRV 5001128206) is de aanvraag van verzoeker van 6 maart 2019 om een vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba te mogen verblijven en werkzaam te zijn bij Luis’s Nice Creams N.V., afgewezen.
Hiertegen heeft verzoeker op 6 mei 2019 een bezwaarschrift ingediend.
Verzoeker heeft op 14 mei 2019 een verzoekschrift bij dit gerecht ingediend strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 27 mei 2019. Partijen hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
1.2
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Het verzoek
2. Het verzoek strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening ter voorkoming van onevenredig nadeel, inhoudende dat verzoeker in Aruba een beslissing op zijn bezwaar van 6 mei 2019 mag afwachten.
Feiten
3.1
Verzoeker heeft de Colombiaanse nationaliteit.
3.2
Op 21 december 2016 heeft verzoeker een aanvraag ingediend ter verkrijging van een tijdelijke verblijfsvergunning om in Aruba te mogen verblijven en bij zijn garantsteller Luis’s Nice Creams N.V. werkzaam te mogen zijn.
3.3
Dit verzoek is bij beschikking van 12 april 2017 afgewezen met als motivering dat verzoeker de eerste aanvraag van een verblijfsvergunning in het buitenland dient af te wachten.
3.4
Verzoeker heeft bij brief gedateerd op 30 april 2017 de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie verzocht om herziening van het besluit van 12 april 2017, om dispensatie voor zijn illegaal verblijf en om ontheffing zodat verzoeker in Aruba kan blijven in afwachting van zijn werk- en verblijfsvergunning.
3.5
Op 6 maart 2019 heeft verzoeker wederom een verzoek ingediend ter verkrijging van een tijdelijke verblijfsvergunning om in Aruba te mogen verblijven en bij zijn garantsteller Luis’s Nice Creams N.V. werkzaam te mogen zijn.
3.6
Dit verzoek is bij beschikking van 24 april 2019 afgewezen met als motivering dat verzoeker sinds 25 juni 2016 illegaal in Aruba verblijft, dat verzoeker illegaal in Aruba werkzaam is en dat verzoeker zijn eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning in het buitenland moet afwachten.
Spoedeisend belang
4 Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de brief van verzoeker om herziening van het besluit van 12 april 2017 (zie 3.4.) als een bezwaarschrift is aangemerkt. Op dit bezwaarschrift is nog niet beslist. Het gerecht overweegt dat de rechtsgevolgen van de besluiten van respectievelijk 12 april 2017 en 24 april 2019 niet door het indienen van de bezwaarschriften worden opgeschort. Verzoeker behoort derhalve tot de categorie personen die op grond van artikel 15 Landsverordening toelating en uitzetting uitgezet kunnen worden. Gelet op het voorgaande heeft verzoeker een spoedeisend belang bij behandeling van onderhavig verzoekschrift. Dat verweerder geen bevel tot uitzetting heeft uitgevaardigd tegen verzoeker, maakt dat niet anders.
5.1
In het Toelatingshandboek 2018 van Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (Dimas) is in paragraaf B2 bepaald dat een vreemdeling die een eerste aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft ingediend, de beslissing op zijn aanvraag in het buitenland moet afwachten.
5.2
Verzoeker betoogt dat verweerder hem niet mag tegenwerpen dat hij zijn eerste aanvraag in het buitenland moet afwachten. Daartoe verwijst verzoeker naar de aantekening van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling Infrastructuur en Integratie op het schrijven van 30 april 2017 (zie 3.4). Op deze brief heeft de minister genoteerd “Dir DIMAS gaarne uw medewerking”. Verzoeker doet hiermee een beroep op het vertrouwensbeginsel.
5.3
Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient verzoeker aannemelijk te maken dat sprake is van een uitlating die bij hem redelijkerwijs de indruk kan wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend De aantekening “Dir Dimas, gaarne uw medewerking” is niet een dergelijke uitlating. Uit deze bewoordingen blijkt immers geen welbewuste standpuntbepaling. Verzoeker kan uit deze aantekening niet redelijkerwijs de indruk hebben gekregen dat zonder nadere toetsing het afwijzende besluit van 12 april 2017 wordt herzien, danwel dat verzoekers illegale verblijf in Aruba moet worden gedoogd. Dit klemt des te meer nu verzoeker, met verweerder, de brief van 30 april 2017 aanmerkt als een bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 12 april 2017, op welk bezwaarschrift verweerder een beslissing dient te nemen. Verzoeker kan ermee bekend worden geacht dat op een bezwaarschrift niet wordt beslist door het plaatsen van een handgeschreven aantekening door de minister. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.
5.4
Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker kunnen afwijzen om de reden dat verzoeker deze in het buitenland dient af te wachten. De voorzieningenrechter komt voorlopig oordelend tot de conclusie dat verzoekers bezwaarschrift geen redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek dient te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.