ECLI:NL:OGEAA:2019:360
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en kosteloze rechtskundige bijstand in civiele procedure
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Volkskredietbank van Aruba een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in Aruba woont. De zaak betreft een schuldvordering van Afl. 5.572,38, vermeerderd met Afl. 557,24 aan buitengerechtelijke incassokosten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 23 januari 2019, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 8 maart 2019. Tijdens deze zitting zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De gedaagde heeft aanvankelijk verweer gevoerd en verzocht om kosteloze rechtskundige bijstand, maar heeft later zijn beroep op verjaring van de vordering ingetrokken.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis bevestigd en de vordering van de Volkskredietbank toegewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, maar het verzoek om kosteloze rechtskundige bijstand is gehonoreerd, omdat de gedaagde niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand niet uitsluit in zaken betreffende geldvorderingen, wat in dit geval van toepassing is.
De uitspraak, gedaan op 19 juni 2019, houdt in dat de gedaagde moet betalen aan de Volkskredietbank en dat de kosten van de procedure voor zijn rekening komen. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Volkskredietbank direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep procedures.