ECLI:NL:OGEAA:2019:357

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
AUA201901431
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over nakoming arbeidsovereenkomst en betaling achterstallig loon

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.E. Rosenstand, een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 2 april 2019, waarin het Land was veroordeeld tot integrale nakoming van de arbeidsovereenkomst met eiseres. Eiseres klaagde dat het Land weigerde haar loon te betalen en haar niet in staat stelde haar werkzaamheden uit te voeren. In het kort geding vorderde eiseres betaling van Afl. 1.895,- aan achterstallig loon, alsook de afgifte van een uniform en andere benodigdheden om haar werk te kunnen doen.

Tijdens de zitting op 7 juni 2019 heeft het Land geen verweer gevoerd, maar wel aangegeven dat de minister de arbeidsovereenkomst met eiseres wil opzeggen. Het Gerecht oordeelde dat eiseres belang had bij haar vordering tot betaling van het achterstallige loon, ondanks dat de verplichting tot doorbetaling al was opgenomen in de eerdere beschikking. Het Gerecht wees het Land op zijn verplichting om rechterlijke uitspraken na te komen en dat het niet nakomen van deze verplichtingen gevolgen heeft voor het vertrouwen in de overheid.

In de uitspraak van 19 juni 2019 werd het Land veroordeeld om binnen 72 uur na betekening van het vonnis eiseres haar uniform en benodigdheden te geven, en haar wederom in het dienstrooster op te nemen. Bij niet-nakoming werd een dwangsom van Afl. 250,- per dag opgelegd, met een maximum van Afl. 25.000,-. Daarnaast werd het Land veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de kant van eiseres werden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 228,21 aan explootkosten en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 19 juni 2019
Behorend bij K.G. AUA201901431
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: DWJZ.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de akte wijziging eis;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 7 juni 2019.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1
Het Land is bij beschikking van dit gerecht van 2 april 2019 (zaaknummer AUA201803174) onder meer veroordeeld tot integrale nakoming van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst door [eiseres] zonder tegenwerking haar werkzaamheden te laten verrichten en [eiseres] haar loon te betalen vanaf 31 augustus 2018 en om het loon te blijven betalen op de gebruikelijke tijden en uren zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt; alsmede om [eiseres] weer te werk te stellen in haar laatste functie en om haar weer tot het werk toe te laten.
2.2
De beschikking is op 16 april 2019 betekend aan het Land. Het Land heeft geweigerd om (volledig) uitvoering te geven aan de beschikking. [eiseres] klaagt er in onderhavig kort geding over dat haar loon niet wordt betaald, zij haar uniform niet krijgt en ook haar normale taken niet kan uitoefenen.
2.3
Bij gewijzigde eis heeft [eiseres] thans gevorderd de betaling van Afl. 1.895,- wegens achterstallig loon, op verbeurte van een dwangsom en een gespecificeerde wedertewerkstelling, waaronder de afgifte van een uniform, het inroosteren en het ter beschikking geven van benodigdheden om haar werk te kunnen doen, eveneens op verbeurte van een dwangsom. Aan deze vorderingen heeft zij ten grondslag gelegd dat het Land tot na het instellen van het kort geding heeft geweigerd het salaris te betalen en dat nu nog een klein deel resteert. Daarnaast verhindert de leidinggevende uitvoering te geven aan het vonnis. [eiseres] vult haar dagen met kleine klusjes, maar kan zonder uniform niet haar werk doen, omdat zij niet in alle (beveiligde) gebieden wordt toegelaten.
2.4
Het Land heeft ter zitting geen verweer gevoerd, omdat de gemachtigde geen informatie over deStrafrechtZittingsplaats heeft gekregen..Hij heeft wel bericht gekregen dat de minister minister arbeidsovereenkomst met[eiseres] wil opzeggen. Hij verzoekt verzoekt matigingmatiging van an een (eventuele dwangsom.
2.5
Bij haar vordering tot betaling van het geldbedrag van Afl. 1.895,- heeft [eiseres] geen belang, nu de verplichting tot doorbetaling van het loon al is opgenomen in de beschikking van 2 april 2019. Zij heeft er nog op gewezen dat beslag onder het Land op goederen die voor de openbare dienst bestemd zijn niet mogelijk is (art. 436 Rv). Dat laatste is juist, maar hieruit vloeit ook de verplichting van het Land voor om zich te houden aan rechterlijke uitspraken en de gevolgen van het niet nakomen voor haar rekening te nemen. Het gerecht wijst het Land uitdrukkelijk op deze verplichting, die ook het vertrouwen in de overheid raakt.
2.6
Het Land weigert voorts om [eiseres] behoorlijk te werk te stellen. Bij de thans geformuleerde vordering, thans voorzien van een dwangsom, heeft [eiseres] wel belang, nu het Land zonder reden haar niet toelaat tot het werk. Het Gerecht zal de dwangsom in na te melden zin toewijzen, en ook een maximum daaraan verbinden.
2.7
Als de in voornamelijk in het ongelijk gestelde partij wordt het Land in de kosten van het geding veroordeeld.

3.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
veroordeelt het Land om binnen 72 uur na betekening van dit vonnis aan [eiseres] haar uniform en benodigdheden voor het verrichten van haar reguliere werkzaamheden te geven alsmede om haar weer op te nemen in het dienstrooster en haar voorts weder te werk te stellen zoals opgenomen in de uitspraak van 2 april 2019 (AUA201803174), op straffe van een dwangsom van Afl. 250,- per dag dat het Land nalatig is om aan deze veroordeling gevolg te geven, tot een maximum van Afl. 25.000,- aan te verbeuren dwangsommen;
veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 228,21 aan explootkosten en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 19 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.