ECLI:NL:OGEAA:2019:353

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
AUA201901548
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke uitzettingsbelemmering door asielverzoek en het vluchtelingenrechtelijke verbod op refoulement

In deze zaak heeft de verzoeker, van Venezolaanse nationaliteit, een asielverzoek ingediend voordat het bevel tot uitzetting door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie werd uitgevaardigd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat zolang er geen beslissing is genomen op het asielverzoek, de verzoeker niet kan worden uitgezet. Dit is in lijn met het vluchtelingenrechtelijke verbod op refoulement, dat stelt dat een persoon niet teruggezonden mag worden naar een land waar hij of zij vervolging vreest. De indiening van het asielverzoek wordt gezien als een tijdelijke uitzettingsbelemmering. Indien het asielverzoek wordt afgewezen, kan het bevel tot uitzetting alsnog worden uitgevoerd. De rechter heeft vastgesteld dat de indiening van het asielverzoek op zichzelf niet leidt tot onrechtmatigheid van het bevel tot uitzetting en vormt daarom geen reden tot schorsing van het bevel.

De verzoeker heeft op 10 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen het bevel tot uitzetting, dat op 7 mei 2019 was uitgevaardigd. Tijdens de zitting op 22 mei 2019 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De verweerder heeft het bevel tot uitzetting onderbouwd met argumenten dat de verzoeker niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel en illegaal aan het werk was. De rechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker na het verlopen van zijn tijdelijke verblijfsvergunning is aangetroffen, wat de grond voor uitzetting bevestigt. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot schorsing van het bevel afgewezen, met de overweging dat er geen grond is voor schorsing van het bestreden bevelschrift.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juni 2019
Lar nr. AUA201901548

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[ Verzoeker ],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. R. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 7 mei 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 10 mei 2019 bezwaar gemaakt.
Op 10 mei 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 mei 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden:
d. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 16 april 1984 geboren in Venezuela en heeft een Venezolaanse nationaliteit.
2.2
Verzoeker is op 16 juni 2018 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van 4 dagen.
2.3
Verzoeker heeft op 23 januari 2019, een asielverzoek ingediend bij verweerder.
2.4
Op 7 mei 2019 is verzoeker tijdens een controle door medewerkers van de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba, werkend aangetroffen bij [ CA] NV als magazijn helper.
2.5
Bij bestreden beschikking heeft verweerder de onmiddellijk uitzetting van verzoeker bevolen.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker:
- niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel;
- niet staat ingeschreven in de registers;
- illegaal aan het werk was.
Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
3.2
Verzoeker stelt zich in zijn verzoekschrift op het standpunt dat zijn uitzetting in strijd is met artikel 8 EVRM en het proportionaliteitsbeginsel en verzoekt schorsing van het bevel. Een nadere onderbouwing van dit standpunt ontbreekt en is ter zitting ook niet gegeven. Ter zitting heeft verzoeker aangevoerd dat hij een asielaanvraag heeft ingediend en dat het verbod van refoulement verbiedt hem uit te zetten zolang zijn verzoek aanhangig is.
Beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker na het verlopen van de geldigheidsduur van zijn laatstelijk verleende vergunning tot tijdelijk verblijf (als toerist) alhier is aangetroffen, zodat de in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu genoemde grond voor uitzetting zich voordoet. Dit betekent dat verweerder bevoegd is verzoeker uit te zetten.
6. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het geven van een bevel tot uitzetting. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Verzoeker heeft een asielverzoek ingediend voordat het bevel tot uitzetting is uitgevaardigd. Zolang niet op het asielverzoek is beslist, kan niet tot uitzetting worden overgegaan. Dit volgt uit het vluchtelingenrechtelijke verbod op refoulement, dat inhoudt dat een persoon niet teruggezonden mag worden naar een land waar hij of zij vervolging vreest. Dit moet gezien worden als een tijdelijke uitzettingsbelemmering: Indien en zodra het asielverzoek is afgewezen, kan het bevel tot uitzetting alsnog worden uitgevoerd. De indiening van het asielverzoek leidt op zichzelf dus niet tot onrechtmatigheid van het bevel en vormt daarom geen reden tot schorsing van het bevel.
7. Gezien het voorgaande bestaat er geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.