ECLI:NL:OGEAA:2019:352

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
AUA201901544
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van een Venezolaanse verzoekster na afloop van haar tijdelijke verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 juni 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van een Venezolaanse verzoekster die na het verstrijken van haar tijdelijke verblijfsvergunning als toerist in Aruba was aangetroffen. De verzoekster, geboren op 17 april 1997, was op 25 mei 2018 Aruba binnengekomen met een verblijfsduur van drie dagen. Na een aanrijding op 5 mei 2019 kon zij geen geldige verblijfstitel of rijbewijs tonen. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had daarop haar uitzetting bevolen, wat de verzoekster aanvocht met een beroep op het non-refoulementbeginsel, omdat zij vreesde voor haar leven in Venezuela.

De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoekster geen asielaanvraag had ingediend en dat haar Venezolaanse nationaliteit op zichzelf onvoldoende was om een verbod op refoulement aan te nemen. De rechter concludeerde dat de grond voor uitzetting, zoals genoemd in artikel 15 van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), zich voordeed, omdat de verzoekster na het verstrijken van haar verblijfsvergunning in Aruba was aangetroffen. De rechter oordeelde dat er geen grond was voor schorsing van het bevel tot uitzetting en wees het verzoek van de verzoekster af.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoeksters om tijdig een geldige verblijfsvergunning of asielaanvraag in te dienen, en bevestigt dat de autoriteiten bevoegd zijn om uitzetting te bevelen wanneer aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juni 2019
Lar nr. AUA201901544

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[ Verzoekster ],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: J.C. Odor, LLM,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 5 mei 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster op 9 mei 2019 bezwaar gemaakt.
Op 10 mei 2019 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 mei 2019. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden:
d. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
2.1
Verzoekster, geboren op 17 april 1997 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 25 mei 2018 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur voor 3 dagen.
2.2
Verzoekster was op 5 mei 2019 betrokken bij een aanrijding. Zij kon toen geen rijbewijs of verblijfsvergunning tonen.
2.3
Bij bestreden beschikking heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoekster:
- sinds 29 mei 2018 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel;
- niet staat ingeschreven in de registers;
Bovendien behoeft haar illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
3.2
Verzoekster stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat zij tot nu toe tevergeefs pogingen heeft gedaan om een geldige verblijfstitel te krijgen, en dat haar leven in gevaar loopt in Venezuela, nu haar vader in Venezuela verschillende keren tegen de president heeft geprotesteerd. Haar uitzetting druist tegen artikel 3 van het EVRM en het vluchtelingenverdrag, met name het non-refoulement beginsel. Een asielaanvraag heeft zij tot op heden niet ingediend.
Beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster na het verlopen van de geldigheidsduur van haar laatstelijk verleende vergunning tot tijdelijk verblijf (als toerist) alhier is aangetroffen, zodat de in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu genoemde grond voor uitzetting zich voordoet. Dit betekent dat verweerder bevoegd is verzoekster uit te zetten.
Gebleken is dat er ten behoeve van verzoekster geen vergunningsaanvraag noch een asielaanvraag lopende is. Gelet hierop kan haar beroep op het non-refoulementbeginsel dan ook niet slagen. Het enkele feit dat verzoekster Venezolaanse is, is onvoldoende om een verbod op refoulement aan te nemen.
6. Gezien het voorgaande bestaat er geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.