ECLI:NL:OGEAA:2019:348

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
AUA201800255
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op dringende grond in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.O.R.’G. Faarup, een vordering ingediend tegen de naamloze vennootschap Excelsior Casino N.V., vertegenwoordigd door mr. B.M. de Sousa. De procedure betreft een verzoek tot het voortzetten van het dienstverband van verzoeker, dat door de werkgever is beëindigd op basis van dringende redenen. De beschikking is gegeven op 11 juni 2019, na een uitgebreide bewijslevering en eerdere tussenbeschikkingen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is geleverd dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag, waaronder bedreigingen aan het adres van collega's en de directeur van Excelsior. De verklaringen van getuigen, waaronder die van een collega van verzoeker, zijn als betrouwbaar beoordeeld. Het Gerecht concludeert dat de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd het dienstverband van verzoeker voort te zetten, gezien de ernst van de gedragingen.

De vorderingen van verzoeker zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 230,84 aan verschotten en Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan werkgevers worden gesteld bij het beëindigen van een dienstverband op basis van dringende redenen, en de noodzaak voor een zorgvuldige bewijsvoering in dergelijke zaken.

Uitspraak

Beschikking van 11 juni 2019
Behorend bij E.J. no. AUA201800255
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. S.O.R.’G. Faarup,
tegen:
de naamloze vennootschap
EXCELSIOR CASINO N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Excelsior,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 4 september 2018 blijkt uit de tussenbeschikking van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het proces-verbaal van bewijslevering van 27 september 2018;
-het proces-verbaal van voortzetting bewijslevering van 19 november 2018;
-de conclusie na bewijslevering van Excelsior;
-de op 19 maart 2019 door [verzoeker] genomen antwoordconclusie na bewijslevering.
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenbeschikking neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Krachtens de tussenbeschikking is aan Excelsior opgedragen het volgende te bewijzen:
I. zijn collega [collega van verzoeker] (hierna: [collega van verzoeker]) op 21 augustus 2017 telefonisch heeft bedreigd in de zin van afdreiging, bestaande uit het eisen van Afl. 5.000,-- van [collega van verzoeker] of dat [collega van verzoeker] met gebruikmaking van haar relatie met de General Manager van Excelsior [general manager] (hierna: [general manager]) die manager moest beïnvloeden om het ontslag van [verzoeker] ongedaan te maken, en dat bij gebreke van dit één of ander [verzoeker] zekere in zijn bezit zijnde tussen [collega van verzoeker] en [general manager] gevoerde Whatsapps zou openbaren op Facebook;
II. op 22 augustus 2017 tegen directeur [directeur] heeft gezegd (zakelijk weergegeven): bai den coño; je zult zien wat er gaat gebeuren; ik krijg je nog te pakken;
III. op 22 augustus 2017 tegen voornoemde General Manager heeft gezegd (zakelijk weergegeven): bai den coño.
2.3
Ter zake van onderdeel II. van het probandum wordt het volgende overwogen. Getuige [collega van verzoeker] verklaart dat zij in het Casino van Excelsior [verzoeker] tegen [directeur] heeft horen zeggen: bai den coño; je zult zien wat er gaat gebeuren; ik krijg je nog te pakken. Getuige [directeur] verklaart dat hij in het Casino [verzoeker] diezelfde woorden tegen hem ([driecteur] dus) heeft horen zeggen. Onderdeel II. van het probandum is met die verklaringen genoegzaam bewezen.
2.4
Hetzelfde geldt voor onderdeel III. van het probandum. [collega van verzoeker] heeft immers [verzoeker] in het Casino tegen de General Manager voornoemd horen zeggen: bai den coño, met betrekking tot welke woorden getuige [directeur] heeft verklaard dat hij ze eveneens heeft gehoord uit de mond van [verzoeker].
2.5
Uit vorenstaande volgt dat het Gerecht niet twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verdere verklaringen van getuige [collega van verzoeker]. De verdere verklaringen van die getuige brengen naar het oordeel van het Gerecht mee dat Excelsior onderdeel I. van het probandum ook heeft bewezen.
2.6
Nu de hiervoor onder I., II, en III. vermelde stellingen vast zijn komen te staan komt onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.6 van het tussenvonnis eveneens vast te staan dat [verzoeker] een dringende reden heeft gegeven aan Excelsior voor ontslag. Van Excelsior kan in het licht van het hiervoor omschreven meermalen ernstig verwijtbaar handelen zijdens [verzoeker] in redelijkheid niet gevergd worden het dienstverband van [verzoeker] langer voort te zetten.
2.7
Vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden afgewezen.
2.8 [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van Excelsior, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 230,84 aan verschotten (oproepkosten getuige [collega van verzoeker]) en Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punten, tarief 5).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Exelsior, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 230,84 aan verschotten en Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 juni 2019.