ECLI:NL:OGEAA:2019:346

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803894
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige en geslachtsnaamkeuze

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige door de man. De moeder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de erkenning, mits de minderjarige haar geslachtsnaam behoudt. De partijen hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken over de naamskeuze. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de man vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning, waarbij hij stelde dat de belangen van de moeder en de minderjarige niet geschaad zouden worden. Het gerecht heeft besloten de man vervangende toestemming te verlenen, maar heeft bepaald dat de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Dit besluit is gebaseerd op de huidige wetgeving en de belangen van de minderjarige, die zich ongemakkelijk voelde bij een naamswijziging. Daarnaast heeft het gerecht het verzoek van de man om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige afgewezen, omdat hij niet de juridische vader is zolang hij de minderjarige niet heeft erkend. De kosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 11 juni 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803894
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards.
Belanghebbenden:
[minderjarige],de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 5 maart 2019, waarbij de Voogdijraad is benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige en als zodanig is verzocht zijn mening over het verzoek tot erkenning van de minderjarige door de man, kenbaar te maken.
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte uitlating zijdens de bijzondere curator van 15 april 2019,
- de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 30 april 2019, in aanwezigheid van partijen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, en de bijzondere curator, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Vervangende toestemming erkenning en keuze van de geslachtsnaam

2.1
Ter beoordeling ligt hier ten eerste voor het verzoek van de man om vervangende toestemming om de minderjarige te mogen erkennen. De moeder heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de erkenning van de minderjarige door de man, mits de minderjarige haar geslachtsnaam behoudt. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de naamskeuze.
2.1.1
De bijzonder curator heeft bij zijn akte namens de minderjarige geadviseerd om de man vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen. Volgens de bijzonder curator zijn er geen aanwijzingen dat door erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige worden geschaad, evenmin dat door erkenning de minderjarige reële risico’s oploopt dat de minderjarige wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
2.1.2
Het gerecht zal, gelet op het voorgaande, de man vervangende toestemming verlenen om de minderjarige te erkennen.
2.2
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welke geslachtsnaam de minderjarige bij de erkenning zal dragen. Het gerecht overweegt als volgt,
2.2.1
Ingevolge artikel 1:5 Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) is de geslachtsnaam van een kind die van zijn vader, en anders die van de moeder. Conform het geldende recht krijgt de minderjarige bij de erkenning de geslachtsnaam van de vader.
2.2.2
Algemeen aanvaard is dat in het huidige Arubaanse namenrecht de moeder van een kind wordt achtergesteld bij de vader zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging is. Deze ongelijke behandeling is in (elk geval) strijdig met artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
2.2.3
De Arubaanse wetgever heeft dit rechtstekort onder ogen gezien. Bij Landsverordening van 23 september 2016 – tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in verband met een aantal onderwerpen die nog een regeling of aanpassing in het Burgerlijk Wetboek van Aruba behoeven (aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba), AB 2016, no. 51 (hierna: Landsverordening aanvulling BWA) – is bepaald dat art. 1:5 BWA wordt vervangen door veertien nieuwe wetsartikelen (art. 1:5 tot en met art. 1:5m BWA).
Artikel 1:5 van de Landsverordening aanvulling BWA bepaalt, voor zover hier van belang, dat de ouders bij de keuze van de geslachtsnaam van hun kind kunnen kiezen voor de geslachtsnaam van de vader dan wel voor die van de moeder.
Artikel 1:5b Landsverordening aanvulling BWA bevat een regeling voor geschillen omtrent de naamskeuze. Het eerste lid van dit artikel luidt:
“Een geschil tussen de ouders of toekomstige ouders over de naamskeuze kan op verzoek van beiden of één van hen aan de rechter in eerste aanleg worden voorgelegd. Deze beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen hen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.”
Artikel 1:5g, eerste lid, Landsverordening aanvulling BWA luidt:
“Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, behoudt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren naamskeuze te doen. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind.”
2.2.4
De Landsverordening aanvulling BWA is nog niet in werking getreden.
2.2.5
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 13 juli 2017 (ECLI:NL:2017:2614) overwogen dat nu de Landsverordening aanvulling BWA nog niet in werking is getreden en onbekend is op welke termijn dat het geval zal zijn, de rechter thans voor Aruba dient te bezien of in dit rechtstekort kan worden voorzien. De rechter kan door bij de keuze van de wetgever, zoals gemaakt bij de vaststelling van de Landsverordening aanvulling BWA, aan te sluiten een oplossing bieden voor het rechtstekort van de geldende wetgever (rechtsoverwegingen 3.4.6 en 3.4.8).
2.2.6
Voor de in deze zaak aan de orde zijnde erkenning sluit het gerecht aan bij het bepaalde in artikel 1:5g, eerste lid, van de Landsverordening aanvulling BWA, waarin wordt bepaald dat een kind dat door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan in beginsel de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen over de geslachtsnaam van de minderjarige. Daarbij neemt het gerecht ook in aanmerking dat het hier om een 10-jarig meisje gaat, dat, zo blijkt uit het psychologisch rapport, te kennen heeft gegeven zich ongemakkelijk te voelen bij een geslachtsnaamswijziging bij de erkenning en dat, volgens de psycholoog, hetgeen zij heeft beschreven te maken heeft met haar identiteitsontwikkeling.
2.2.7
Gelet op het voorgaande bepaalt het gerecht dat ter gelegenheid van de erkenning door de man van de minderjarige artikel 1:5 lid 1 BWA buiten toepassing blijft en de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Het gerecht acht het behouden van de geslachtsnaam van de moeder wenselijk in het belang van de minderjarige gelet op haar leeftijd, en nu zij bij de moeder woont en sinds haar geboorte de geslachtsnaam van de moeder draagt.
Gezag
2.3
De man is wat betreft zijn verzoek om na de erkenning gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige, niet-ontvankelijk. Daarbij overweegt het gerecht dat, nog daargelaten dat de moeder zich met klem heeft verzet tegen dit verzoek en de man zich zonder nadere onderbouwing op het standpunt heeft gesteld dat niet de moeder maar een derde het gezag over de minderjarige heeft, de man niet de tot het gezag bevoegde vader is, zolang hij de minderjarige niet heeft erkend en derhalve niet haar juridische vader is.
Kosten
2.4
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek en de (familierechtelijke) relatie tussen partijen, aanleiding om de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
- verleent de man [verzoeker], bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming om de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in Aruba te erkennen,
- bepaalt dat ter gelegenheid van de erkenning door de man artikel 1:5 lid 1 BWA buiten toepassing blijft en de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder ([achternaam van moeder]) behoudt,
- verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige,
- compenseert de kosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
- wijst af met meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 11 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.