ECLI:NL:OGEAA:2019:344

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
AUA201800770
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de vader, verzoeker, een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2014, en tot het vaststellen van een omgangsregeling. De moeder, verweerster, heeft het verzoek bestreden en een zelfstandig verzoek gedaan voor kinderalimentatie. De procedure omvatte verschillende zittingen en rapportages van de Voogdijraad. De vader heeft aangevoerd dat hij een hechte band met de minderjarige heeft en dat de moeder het contact belemmert. De moeder heeft de vader beschuldigd van autoritair gedrag en het niet nakomen van afspraken. De rechter heeft beoordeeld dat beide ouders in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen, en dat er geen zwaarwegende belangen zijn die zich verzetten tegen een omgangsregeling. De rechter heeft besloten dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarige zal uitoefenen, met het hoofdverblijf bij de moeder. Tevens is een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige om de week van vrijdag tot maandag en elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend zal verzorgen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 11 juni 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201800770
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.
Belanghebbende:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 22 maart 2018,
  • het verweerschrift, ingediend op 24 september 2018,
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 25 september 2018, waar partijen bijgestaan door hun gemachtigde zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw [vertegenwoordiger],
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 19 maart 2019,
  • de nadere stukken zijdens de moeder, overgelegd op 26 en 29 april 2019,
  • de voortgezette behandeling ter zitting met gesloten deuren van 30 april 2019, waar de man bij zijn gemachtigde voornoemd en de vrouw bijgestaan door haar gemachtigde zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig de heer [vertegenwoordiger].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarige is geboren uit de affectieve relatie tussen partijen en is door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast, en tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige. Ter onderbouwing hiervan heeft de vader aangevoerd dat hij een hechte band met de minderjarige heeft en dat de moeder het contact tussen hem en de minderjarige belemmert. De moeder maakt misbruik van haar eenhoofdig gezag.
3.2
De moeder heeft zich tegen het verzoek verzet en heeft daartoe - kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De vader is erg autoritair en intimiderend naar haar toe, en laks in de opvoeding van de minderjarige. Hij houdt zich niet aan de gemaakte afspraken en brengt de minderjarige niet naar de crèche, naar zwemles, naar tennisles of naar de logopedist, wanneer de minderjarige bij hem is. De moeder kan moeilijk met hem communiceren en kan niet op hem rekenen.
3.3
De moeder heeft bij het verweer een zelfstandig verzoek gedaan dat strekt tot het veroordelen van de vader om kinderalimentatie te betalen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft zij aangevoerd dat partijen afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de door de vader te betalen kinderalimentatie, maar dat de vader zich niet aan de afspraken houdt.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Dit artikel biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.3
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport dat uit onderzoek is gebleken dat tussen de ouders een minimale vorm van communicatie bestaat omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaan. Beiden ervaren de communicatie als redelijk, maar niet moeiteloos. Dit komt omdat zij verschillende opvoedingsstijlen hebben. Ze hebben wel het belang van de minderjarige voor ogen en zijn ook in staat om in het belang van de minderjarige te handelen. Gebleken is dat de vader sinds de geboorte betrokken is geweest in het leven van de minderjarige en dat de ouders belangrijke aangelegenheden samen bespreken en beslissingen nemen. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling van de minderjarige niet klem dreigt te raken indien ouders gezamenlijk met het gezag belast worden. Geadviseerd wordt om in het belang van de minderjarige de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten.
4.4
Gelet hierop en op hetgeen ter zitting is besproken, acht het gerecht beide ouders geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden de ouders in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. In het belang van de minderjarige zal het gerecht daarom partijen gezamenlijk belasten met het gezag over hem.
4.5
Tussen partijen is niet in geschil dat de minderjarige bij de moeder zal (blijven) wonen.
Omgang
4.6
Het gerecht stelt voorop dat een omgangsregeling tussen de minderjarige en de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader, nodig is voor een goede identiteitsontwikkeling van de minderjarige. In beginsel hebben de vader en de minderjarige ook recht op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van de minderjarigen zich daartegen verzetten. Van dergelijke zwaarwegende belangen is niet gebleken.
4.7
Voorts overweegt het gerecht dat een vastgestelde omgangsregeling tussen partijen met zich meebrengt de verplichting voor de vader jegens de minderjarige en de moeder om zich aan de omgangsregeling te houden, en de verplichting voor de moeder jegens de vader en de minderjarige om de omgang tussen hen niet te belemmeren en waar nodig zelfs te stimuleren. Het gerecht verwacht dan ook van de ouders dat zij zich inzetten om de omgangsregeling soepel te laten verlopen.
4.8
Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven dat zij onderling, via de Voogdijraad, afspraken hebben gemaakt over de uitoefening van het omgangsrecht van de vader. Deze omgangsregeling verloopt naar tevredenheid van partijen. Gelet hierop zal het gerecht deze omgangsregeling vaststellen.
Kinderalimentatie
4.9
Wat betreft het zelfstandig verzoek van de moeder, overweegt het gerecht het volgende. Ingevolge artikel 1:429h lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan iedere belanghebbende een verweerschrift indienen. Ingevolge artikel 429h, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mag het verweerschrift een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek.
4.1
In dit geval strekt het oorspronkelijke verzoek tot wijziging van het gezag. Het verzoek strekkende tot het bepalen van een bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarige heeft geen betrekking op het (oorspronkelijke) verzoek, en zal om bovengenoemde reden buiten beschouwing worden gelaten.
4.11
Gelet op de aard van de procedure zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [verzoeker], voortaan gezamenlijk met de moeder, [verweerster], het gezag over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba, zal uitoefenen,
bepaalt het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
  • om de week van vrijdagmiddag tot maandagochtend, waarbij de vader de minderjarige op vrijdagmiddag van de crèche/school haalt en op maandagochtend naar de crèche/school brengt,
  • elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend, waarbij de vader de minderjarige op dinsdagmiddag van de crèche/school haalt en op woensdagochtend naar de crèche/school brengt,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 11 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.