ECLI:NL:OGEAA:2019:34

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
AUA201802010
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische kosten door garantstelling voor ex-partner

In deze zaak heeft de stichting De Stichting Ziekenverpleging Aruba (eiseres) een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die zich garant heeft gesteld voor de medische kosten van haar ex-partner. De eiseres heeft op 11 november 2015 medische behandelingen verricht voor de ex-partner van gedaagde, waarvoor een bedrag van Afl. 6.314,- in rekening is gebracht. Gedaagde heeft een schuldbekentenis ondertekend voor een bedrag van Afl. 5.254,-, maar heeft geen betalingen verricht. Eiseres heeft gedaagde meerdere keren gesommeerd tot betaling, maar zonder resultaat.

De eiseres vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 6.134,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft de hoofdsom niet weersproken, maar stelt dat zij pas recentelijk op de hoogte is gekomen van de schuld en dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat is om te betalen. De rechter oordeelt echter dat betalingsonmacht gedaagde niet ontslaat van haar verplichtingen.

De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen en heeft de vordering van eiseres toegewezen. De wettelijke rente is toegewezen vanaf 15 april 2016, en de buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toegewezen. Gedaagde is veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 16 januari 2019 door mr. J. Sap.

Uitspraak

Vonnis van 16 januari 2019
Behorend bij B.B. AUA201802010
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
DE STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
te Aruba,
EISERES,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
GEDAAGDE,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 oktober 2018;
- de producties van eiseres, ingediend op 9 november 2018;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie na antwoord op 15 november 2018.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseres heeft op 11 november 2015 medische behandelingen verricht ten behoeve van de ex-partner van gedaagde, [NAAM X]. Gedaagde heeft zich hiervoor garant gesteld.
2.2
Eiseres heeft in totaal een bedrag van Afl. 6.314,- in rekening gebracht ter zake van voornoemde medische behandelingen.
2.3
Gedaagde heeft op 11 november 2015 een schuldbekentenis ondertekend, waarin staat dat gedaagde een bedrag van Afl. 5.254,- aan eiseres moet betalen. Gedaagde heeft geen betalingen verricht.
2.4
Bij brief van 6 april 2016 en 21 juli 2016 heeft eiseres gedaagde gesommeerd tot betaling van een bedrag van Afl. 6.314,-, vermeerderd met rente vanaf 4 november 2015 en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

3.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

3.1
Eiseres vordert – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van gedaagde tot betaling van Afl. 6.134,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2011 tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 750,- en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat zij op gedaagde een opeisbare vordering heeft ter zake door eiseres aan [NAAM X] geleverde diensten waarvoor gedaagde zich garant heeft gesteld. Ondanks aanmaningen is gedaagde tekort geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting.
3.3
Gedaagde heeft de gevorderde hoofdsom niet weersproken. Zij heeft gesteld dat zij dit jaar pas op de hoogte is gekomen van deze schuld. Zij dacht dat de schuld is vervallen toen haar ex-partner weer een geldige AZV kaart heeft geregeld. Gedaagde heeft voorts gesteld dat zij wegens persoonlijke omstandigheden niet in staat is om haar aflossingsverplichting na te komen.
3.4
Hoe vervelend deze situatie voor gedaagde ook is, betalingsonmacht ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting. Vast staat dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres en dat een hoofdsom zal worden toegewezen.
3.5
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 15 april 2016, nu uit de schriftelijke aanmaning blijkt dat gedaagde vanaf die datum in verzuim is en daar niet is gesteld op grond waarvan eiseres met ingang van 4 november 2011 aanspraak op die rente zou kunnen maken.
3.6
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2018 worden toegewezen.
3.7
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van eiseres begroot op Afl. 100,- griffierecht, Afl. 192,92 aan verschotten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 3).

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 6.134,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 750,-;
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiseres worden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht, Afl. 192,92 aan verschotten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.