In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 22 mei 2019 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eiseres, een naamloze vennootschap gevestigd in Aruba, heeft de gedaagde aangesproken voor het betalen van achterstallige huur en schadevergoeding. De eiseres vorderde een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, waarin de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van Afl. 68.000,-- aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook Afl. 32.000,-- aan schadevergoeding, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde had nog niet geconcludeerd voor antwoord op deze vorderingen.
In het vrijwaringsincident heeft de gedaagde een oproeping in vrijwaring verzocht van een getuige, met het doel deze te veroordelen tot betaling van hetgeen de gedaagde krachtens het vonnis in de hoofdzaak aan de eiseres moet betalen. De eiseres heeft verweer gevoerd tegen deze oproeping. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen voldoende belang is aangetoond voor de oproeping van de getuige, en heeft de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het vrijwaringsincident is aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van 3 juli 2019 voor het nemen van conclusies van antwoord.
Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, ter openbare terechtzitting op 22 mei 2019, in aanwezigheid van de griffier.