ECLI:NL:OGEAA:2019:324

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
518/AUA201300051
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en verkoop van de woning

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een echtscheiding tussen twee partijen, aangeduid als 'de vrouw' en 'de man'. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, en de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, hebben een procedure doorlopen die begon met een tussenvonnis op 23 januari 2019. Tijdens een comparitie op 19 februari 2019 werd vastgesteld dat partijen niet in staat waren om de woning uit te kopen, wat leidde tot de beslissing om de woning te verkopen via een makelaar, Best Buy Realty Aruba. De verkoopopbrengst zou gelijkelijk verdeeld worden na aftrek van kosten.

Het gerecht heeft ook de hypotheekaflossingen, verzekeringspremies en onderhoudskosten die door de vrouw zijn betaald, in overweging genomen. De vrouw heeft in de periode van maart 2012 tot november 2016 een totaalbedrag van Afl. 50.194,73 aan hypotheekaflossingen en verzekeringspremies betaald. De man werd verplicht om een bedrag van Afl. 1.500,- aan de vrouw te betalen voor onderhoudskosten die zij heeft gemaakt tijdens de verhuur van de woning.

In de beslissing van 22 mei 2019 heeft het gerecht de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap verdeeld en de voorwaarden voor de verkoop van de woning vastgesteld. De man moet binnen drie maanden het bedrag van Afl. 1.500,- aan de vrouw voldoen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 22 mei 2019
Behorend bij A.R. no. 518/AUA201300051
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[EISER],
wonende in Aruba,
eiseres in conventie,
tevens gedaagde in reconventie,
nader te noemen: “de vrouw”,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie,
tevens eiser in reconventie,
nader te noemen “de man”,
gemachtigden: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 23 januari 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 19 februari 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen mr. Malmberg namens de vrouw en de man bijgestaan door mr. Gravenstijn.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

2.1
Ter comparitie van partijen van 19 februari 2019 is niet gebleken dat partijen in staat zijn om de ander uit te kopen. Ter comparitie werd daarom besloten om de woning te koop te zetten bij een makelaar en de (netto) verkoopopbrengst te verdelen. De man heeft voorgesteld om de woning te koop te zetten bij Best Buy Realty Aruba. De vrouw heeft zich daar niet tegen verzet. Het gerecht zal dan ook bepalen dat de woning via deze makelaar verkocht dient te worden. Partijen hebben geen verkoopprijs voorgesteld en dit aan het gerecht overgelaten. Het gerecht zal daarom bepalen dat de makelaar de verkoopprijs zal adviseren, rekening houdende met het taxatierapport waaruit een markwaarde van Afl. 121.595,00 volgt. Partijen zijn gehouden hun medewerking aan verkoop te verlenen bij een verkoopprijs die minimaal gelijk is aan de getaxeerde marktwaarde. Het gerecht zal bepalen dat bij verkoop van de woning de verkoopopbrengst na aftrek van de notariskosten en andere aan de levering verbonden kosten en openstaande perceelslasten (zoals erfpachtscanon en grondbelasting) aan partijen ieder bij helfte dient te worden uitgekeerd.
2.2
Het gerecht heeft reeds beslist dat de door de vrouw betaalde hypotheekaflossingen, verzekeringspremies en onderhoudskosten worden weggestreept tegen de door de man gevorderde gebruiksvergoeding gedurende de periodes die de vrouw in de woning heeft gewoond (maart 2006 tot februari 2012 en vanaf december 2016).
2.3
De woning is in de periode maart 2012 tot en met november 2016 verhuurd geweest voor een huurprijs van Afl. 1.300,- per maand, hetgeen neerkomt op een totaalbedrag Afl. 74.100,-. De vrouw heeft die gelden geïncasseerd.
2.4
De vrouw heeft bij akte van 20 juni 2018 een nieuw overzicht van de verrichte hypotheekaflossingen overgelegd. Hieruit blijkt dat de vrouw in de periode van maart 2012 tot en met november 2016 in totaal Afl. 46.381,- heeft afgelost op de hypotheek.
2.5
In rechtsoverweging 4.11 van het tussenvonnis van 10 februari 2016 zijn de door de vrouw betaalde verzekeringspremies tot en met 2014 opgesomd. De vrouw heeft bij akte van 20 juni 2018 een overzicht van de betaalde verzekeringspremies over de periode 2015 en 2016 overgelegd. Het gerecht stelt op basis daarvan de volgende bedragen vast:
Jaar 2012 (vanaf maart): Afl. 705,08 (Afl. 846,09 (zie r.o. 4.11 tussenvonnis 10 februari 2016) x 10/12)
Jaar 2013: Afl. 823,42 (zie r.o. 4.11 tussenvonnis 10 februari 2016)
Jaar 2014: Afl. 793,92 (zie r.o. 4.11 tussenvonnis 10 februari 2016)
Jaar 2015: Afl. 771,34 (nieuw overzicht)
Jaar 2016 (tm nov): Afl. 719,97 (nieuw overzicht)
Totaal: Afl. 3.813,73
2.6
Uit het hiervoorgaande blijkt dat de vrouw in totaal Afl. 50.194,73 aan hypotheekaflossingen en verzekeringspremies heeft betaald in de periode dat de woning verhuurd is geweest (maart 2012 t/m november 2016).
2.7
Bij tussenvonnis van 10 februari 2016 (rechtsoverweging 4.12) is reeds bepaald dat rekening dient te worden gehouden met de door de vrouw betaalde investeringskosten van Afl. 23.673,69.
2.8
Indien het voorgaande in een overzicht wordt gezet blijkt het volgende saldo:
Huurinkomsten Afl. 74.100,-
Hypotheekaflossingen Afl. 46.381,- -/-
Verzekeringspremies Afl. 3.813,73 -/-
Investeringskosten woning Afl. 23.673,69
Saldo Afl. 231,58
2.9
Tenslotte dient nog een beslissing genomen te worden over de door de vrouw gemaakte onderhoudskosten. Zoals reeds overwogen bij tussenvonnis van 10 februari 2016, heeft de vrouw het door haar gestelde bedrag van Afl. 10.316,20 onvoldoende onderbouwd, maar is wel aannemelijk dat de vrouw onderhoud aan de woning heeft verricht om deze in bewoonbare/verhuurbare staat te houden en heeft de man niet weersproken dat de vrouw de woning heeft laten verven. Rekening houdende met voornoemd saldo van Afl. 231,58, zal het gerecht bepalen dat de man een bedrag van Afl. 1.500,- aan de vrouw dient te voldoen wegens gemaakte onderhoudskosten in de periode dat de woning verhuurd is geweest. De man dient dit bedrag binnen drie maanden aan de vrouw te voldoen.
2.1
Gelet op de aard van de zaak zullen de proceskosten gecompenseerd worden, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

In conventie en in reconventie

3.1
verleent beide partijen toestemming om kosteloos te procederen;
3.2
verdeelt de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen op de bij tussenvonnisen van 10 februari 2016 en 24 mei 2017 en op de hiervoor in dit vonnis bepaalde wijze;
3.3
bepaalt dat de woning gelegen te [ADRES] via makelaar Best Buy Realty voor een door deze makelaar te adviseren vraagprijs na opdracht van (een der) partijen verkocht zal kunnen worden en dat de makelaar de woning zal mogen verkopen voor minimaal Afl. 121.595,00, tenzij beide partijen akkoord gaan met een lagere verkoopprijs;
3.4
bepaalt dat partijen hun medewerking dienen te verlenen aan de notariële levering van de woning indien de woning met inachtneming van r.o. 3.3 wordt verkocht;
3.5
bepaalt dat bij verkoop van de woning de verkoopopbrengst na aftrek van de notariskosten en andere aan de levering verbonden kosten en openstaande perceelslasten aan partijen ieder bij helfte dient te worden uitgekeerd;
3.6
bepaalt dat de man binnen drie maanden een bedrag van Afl. 1.500,-. aan de vrouw dient te voldoen wegens vergoeding van de door de vrouw gemaakte onderhoudskosten van de woning;
3.7
verklaart dit vonnis tot zover en daar waar rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.9
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.