ECLI:NL:OGEAA:2019:321
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens verleende vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft appellant, een inwoner van Aruba, op 10 april 2018 verzocht om een tijdelijke verblijfsvergunning als sportbeoefenaar/coach. Dit verzoek werd op 24 mei 2018 door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing en, na het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, heeft hij op 20 november 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.
Tijdens de procedure heeft verweerder op 29 maart 2019 alsnog een vergunning tot tijdelijk verblijf aan appellant verleend. Dit leidde tot de conclusie dat appellant geen belang meer had bij de lopende procedure, aangezien zijn verzoek inmiddels was ingewilligd. Het gerecht oordeelde dat het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard diende te worden.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers op 27 mei 2019, waarbij werd aangegeven dat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Tevens werd vermeld dat voor het indienen van hoger beroep een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd is.