ECLI:NL:OGEAA:2019:318
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevel tot uitzetting van verzoekster van Colombiaanse nationaliteit in het kader van gezinsleven en verblijfsrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een verzoekster van Colombiaanse nationaliteit. Verzoekster was op 8 augustus 2017 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van vijf dagen, maar verbleef sindsdien illegaal op het eiland. Op 27 maart 2019 werd zij door de politie aangetroffen en daaropvolgend werd een bevel tot uitzetting gegeven door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beschikking en stelde dat zij recht heeft op gezinsleven met haar minderjarige neefje, dat ook de Colombiaanse nationaliteit heeft.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster niet de moeder, maar de tante van het minderjarige kind is en dat er geen belemmeringen zijn om het gezinsleven in Colombia uit te oefenen. De rechter concludeerde dat de Minister in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bevel tot uitzetting te geven. Het verzoek van verzoekster om schorsing van het bevel werd afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.