ECLI:NL:OGEAA:2019:317
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek op grond van onvoldoende gegronde vrees voor vervolging en onmenselijke behandeling
Op 3 mei 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaak van een Venezolaanse verzoekster die een asielverzoek had ingediend. De verzoekster, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, had eerder op 25 maart 2019 een afwijzing van haar asielverzoek ontvangen van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Tegen deze afwijzing maakte zij bezwaar en diende op 29 maart 2019 een verzoekschrift in op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Tijdens de zitting op 17 april 2019 was de verzoekster niet persoonlijk aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig, evenals de gemachtigde van de verweerder, J.M. Harewood (DIMAS).
De rechter heeft overwogen dat de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na terugkeer naar Venezuela vervolging zal ondervinden in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De verzoekster had aangevoerd dat zij in het verleden was mishandeld en dat zij vreesde voor haar vader, maar het gerecht oordeelde dat deze vrees niet voldoende onderbouwd was. De verzoekster had geen bewijs geleverd dat de algemene veiligheidssituatie in Venezuela zo slecht is dat zij niet kan terugkeren. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.