ECLI:NL:OGEAA:2019:316

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
AUA201901003
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielverzoek op grond van politieke vervolging en behandeling onder artikel 3 EVRM

In deze zaak heeft de rechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had op 18 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, die door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De verzoeker stelde te vrezen voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging, omdat hij in juli 2014 had gedeserteerd uit de Marine Infanterie en sindsdien door militairen werd gezocht. De rechter heeft echter geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de verzoeker na terugkeer naar Venezuela daadwerkelijk vervolging zal ondervinden of dat hij zal worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter heeft daarbij overwogen dat de verzoeker in het verleden zonder problemen naar Curaçao kon reizen en dat hij een binnenlands vestigingsalternatief had in Valencia. De algemene veiligheidssituatie in Venezuela, hoewel zorgelijk, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verzoeker een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met het EVRM. Daarom heeft de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het asielverzoek van de verzoeker niet gehonoreerd.

Uitspraak

Uitspraak van 3 mei 2019
Lar nr. AUA201901003

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker]

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking, gedateerd 25 maart 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder het asielverzoek van verzoeker afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 29 maart 2019 bezwaar gemaakt.
Op 29 maart 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 april 2019. Verzoeker is niet in persoon verschenen, maar wel is hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, geeft in artikel 1A, aanhef en ten tweede, de volgende definitie van vluchteling: ‘Elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren’.
1.3
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag zal geen der Verdragsluitende Staten, op welke wijze ook, een vluchteling uitzetten of terugleiden naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.
1.4
Ingevolge artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 2 juli 2017 Aruba legaal binnengekomen.
2.2
Op 18 mei 2018 heeft verzoeker een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft verzoeker gehoord op 18 februari 2019 en 23 maart 2019.
Relaas verzoeker
3. Verzoeker stelt te vrezen voor vervolging omdat hij in juli 2014 gedeserteerd is uit de Marine Infanterie. In de maanden daarna kwamen militairen verschillende malen navraag naar hem doen in zijn huis in Punto Fijo waar hij op dat moment niet meer woonachtig was.
Bestreden beschikking
4. Verweerder heeft het asielverzoek van verzoeker afgewezen omdat niet aannemelijk is geworden dat verzoeker gegronde vrees voor vervolging heeft van de militairen in Venezuela.
Beoordeling
5.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5.2
In geschil is of verzoeker gegronde vrees voor vervolging heeft in zijn land van herkomst danwel bij terugkeer een reӫel risico loopt in een situatie strijdig met artikel 3 EVRM te komen.
5.3
Verweerder brengt naar voren dat verzoeker zelf heeft verklaard dat er ná september 2014 niet meer naar verzoeker is gevraagd. Daarnaast heeft hij zonder enige belemmering in november 2014 legaal kunnen uitreizen naar Curaçao. Voorts blijkt dat hij een binnenlands vestigingsalternatief had aangezien hij ongestoord in Valencia kon verblijven. Ook zijn latere legale reis naar Aruba hebben de autoriteiten niet verhinderd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich daarmee op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat verzoeker persoonlijk te vrezen heeft voor de militairen in Venezuela.
5.4
Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk geworden dat verzoeker na terugkeer vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag zal behoeven te vrezen wegens zijn politieke overtuiging.
6. Evenmin is aannemelijk geworden dat verzoeker na terugkeer onderworpen zal worden aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de algemene veiligheidssituatie in Venezuela zo slecht is dat hij reeds om die reden niet naar zijn land van herkomst kan terugkeren. Hoewel de veiligheidssituatie in Venezuela zorgelijk is, is er geen sprake van een situatie waarbij een burger louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM.
7. Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.