ECLI:NL:OGEAA:2019:315
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek op grond van onvoldoende gegronde vrees voor vervolging en onmenselijke behandeling
In deze zaak heeft de rechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een Colombiaanse verzoeker. De verzoeker had eerder een asielverzoek ingediend, dat op 25 maart 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De verzoeker stelde te vrezen voor vervolging door de FARC, omdat hij zou behoren tot een bepaalde sociale groep van bewoners van Finca’s die veel geld zouden hebben. De rechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na terugkeer naar Colombia vervolging zal ondervinden. De verzoeker had geen bewijs geleverd dat zijn vrees voor vervolging gegrond was, en zijn eerdere verblijf in Colombia was zonder incidenten verlopen.
De rechter heeft ook overwogen dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na terugkeer onderworpen zal worden aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hoewel de veiligheidssituatie in Venezuela zorgelijk is, was er geen bewijs dat de verzoeker een reëel risico liep op een onmenselijke behandeling enkel door zijn aanwezigheid daar. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.