ECLI:NL:OGEAA:2019:314
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek Venezolaanse verzoeker op grond van gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had eerder op 19 november 2018 een asielaanvraag ingediend, welke door de verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, op 15 maart 2019 was afgewezen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft op 25 maart 2019 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht.
Tijdens de zitting op 17 april 2019 heeft de gemachtigde van de verzoeker betoogd dat de verzoeker gegronde vrees voor vervolging heeft in Venezuela, waar hij zijn familie niet wil teruglaten vanwege de humanitaire crisis. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk vervolgd zal worden bij terugkeer naar Venezuela. De verzoeker heeft zelf verklaard geen vrees te hebben voor vervolging en dat hij in Aruba is om zijn familie te onderhouden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat hij een bepaalde politieke opvatting heeft die hem in conflict heeft gebracht met de overheid. Bovendien is er geen bewijs dat de verzoeker of zijn familie wordt vervolgd om politieke redenen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.