ECLI:NL:OGEAA:2019:313

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
AUA201900846
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de verzoekster, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf. De verzoekster had een geldig toeristisch verblijf van 26 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018, maar heeft geen verlenging aangevraagd. Op 26 oktober 2018 heeft zij samen met haar partner een notariële samenlevingsovereenkomst laten opmaken. Haar partner is op Aruba geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 16 november 2018 heeft de verzoekster een vergunning aangevraagd voor verblijf bij haar partner.

De verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, heeft de aanvraag afgewezen en aangevoerd dat de verzoekster Aruba op tijd had moeten verlaten en een nieuwe aanvraag voor verblijf had moeten indienen. De verzoekster heeft op 13 maart 2019 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en heeft op 15 maart 2019 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht. De zitting vond plaats op 17 april 2019, waarbij de verzoekster niet in persoon verscheen, maar wel vertegenwoordigd was door haar gemachtigde.

De rechter heeft overwogen dat de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er aan het bestuursorgaan toezeggingen zijn gedaan die rechtens te honoreren verwachtingen kunnen opleveren. Ook is niet gebleken van omstandigheden die de afwijzing van de aanvraag door de verweerder onredelijk zouden maken. Gezien deze overwegingen heeft de rechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De uitspraak werd gedaan op 3 mei 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 3 mei 2019
Lar nr. AUA201900846

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoekster],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. V.A.V. Carlo,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking, gedateerd 28 februari 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder een aanvraag van verzoekster om een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 13 maart 2019 bezwaar gemaakt.
Op 15 maart 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 april 2019. Verzoekster is niet in persoon verschenen, maar zij is wel vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Feiten
2.1
Verzoekster had een geldig toeristisch verblijf van 26 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018. Zij heeft daarna geen verlenging aangevraagd.
2.2
Op 26 oktober 2018 hebben zij en haar partner [partner] een notariële samenlevingsovereenkomst laten opmaken. [Partner] is op Aruba geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.3
Verzoekster heeft op 16 november 2018 een vergunning aangevraagd voor verblijf bij haar partner.
Standpunten van partijen
3.1
Bij navraag bij Dimas werd verzoekster medegedeeld dat op grond van het beleid verzoekster haar toeristisch verblijf niet hoefde te verlengen en zij haar eerste vergunningsaanvraag niet in het buitenland hoefde af te wachten.
3.2
Verweerder voert ten eerste aan dat een samenlevingsovereenkomst niet is te vergelijken met een huwelijk. Verder voert verweerder aan dat verzoekster een toeristisch verblijf had waarvoor zij geen verlenging had aangevraagd. Hierdoor is verzoekster sinds 27 oktober 2018 niet meer legaal geweest op Aruba. Verzoekster had Aruba op tijd moeten verlaten en dan een aanvraag tot verblijf moeten indienen.
Beoordeling
4.1
In het Toelatingshandboek 2018 van Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (Dimas) is in paragraaf B2 bepaald dat een vreemdeling die een eerste aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft ingediend, de beslissing op zijn aanvraag in het buitenland moet afwachten.
4.2
Verzoekster doet kennelijk een beroep op het vertrouwensbeginsel (3.1). Dit beroep kan echter niet slagen omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.
4.3
Ook voor het overige is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder niet in redelijkheid aan verzoekster het in 4.1 genoemde uitlandigheidsvereiste had kunnen tegenwerpen.
5. Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.