ECLI:NL:OGEAA:2019:31

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
AUA201800359
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst van geldlening en boeterente tussen Volkskredietbank van Aruba en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Volkskredietbank van Aruba (hierna VKB) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die een bedrag van Afl. 17.500,00 had geleend. De lening was aangegaan op 25 september 2012 en de gedaagde was verplicht om dit bedrag in 35 maandelijkse termijnen van Afl. 500,00 terug te betalen. De gedaagde is echter in gebreke gebleven met de aflossingen, ondanks meerdere aanmaningen van VKB. Op 15 mei 2013 werd er een betalingsregeling getroffen, maar ook deze werd niet nageleefd.

VKB vorderde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad een bedrag van Afl. 19.646,18, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De gedaagde voerde verweer, maar het gerecht oordeelde dat VKB geen recht had op de gevorderde boeterente van 0,5% per maand, zoals gesteld in de Landsverordening inrichting en werkwijze Volkskredietbank. Wel werd vastgesteld dat de gedaagde in verzuim was en dat VKB aanspraak kon maken op de wettelijke rente, maar deze was niet gevorderd.

Het gerecht heeft de hoofdsom van Afl. 16.700,00 toegewezen, vermeerderd met een bedrag van Afl. 500,00 voor incassokosten. Het verzoek van de gedaagde om kosteloos te mogen procederen werd toegewezen, omdat het geschil niet onder de reikwijdte van de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand viel. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat VKB de procedure was begonnen op basis van een onjuiste hoofdsom en incassokosten, terwijl de gedaagde haar verplichtingen niet was nagekomen. Het vonnis werd uitgesproken op 16 januari 2019 door rechter mr. J. Sap.

Uitspraak

Vonnis van 16 januari 2019
Behorend bij A.R. AUA201800359
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
DE VOLKSKREDIETBANK VAN ARUBA
gevestigd te Aruba,
eiseres hierna ook te noemen: VKB,
gemachtigde: de advocaat mr. drs. T.D.Croes-Fernandes,
tegen:
[GEDAAGDE]
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [GEDAAGDE],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 25 september 2012 is tussen partijen een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen, waarbij [GEDAAGDE] een bedrag heeft geleend van Afl. 17.500,00, dat zij in 35 maandelijkse termijnen van Afl. 500,00 diende af te lossen.
2.2
In de overeenkomst is gestipuleerd:
Hoofdsom kredietbedrag Awg 17,500.00
Disconto 6% per jaar
Awg 3,150,00
Totaal Awg 14,350.00
Risicopremie 3% Awg 525.00
Administratiekosten 0,5%
Awg 87,50Netto bedrag Awg 13,737.50
2.3 [
GEDAAGDE] is met de aflossing in gebreke gebleven en zij is hierop door VKB op 10 april 2013, 5 november 2013, 12 februari 2014, 16 juni 2015 en 19 augustus 2015 gewezen.
2.4
Op 15 mei 2013 hebben partijen een betalingsregeling getroffen, waaraan [GEDAAGDE] zich niet heeft gehouden.
2.5 [
GEDAAGDE] heeft slechts op 21 mei 2013 en 7 juni 2013 Afl. 400,00 betaald.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
VKB vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [GEDAAGDE] tot betaling van Afl. 19.646,18, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten ad Afl. 1.964,61, alsmede met veroordeling van [GEDAAGDE] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
GEDAAGDE] voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag welk bedrag [GEDAAGDE] verschuldigd is uit hoofde van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van geldlening.
4.2
Vast staat dat [GEDAAGDE] haar aflossingsverplichting niet binnen de overeengekomen rente periode is nagekomen. VKB stelt dat zij vanwege de wanprestatie van [GEDAAGDE] maandelijks een boete rente van 0,5% in rekening brengt. Deze bevoegdheid is - aldus VKB - geregeld in artikel 8 jo 12 en 13 Landsbesluit inrichting en werkwijze Volkskredietbank (hierna LbVKB) .
4.3
Anders dan VKB bepleit leest het gerecht in artikel 8 jo 12 en 13 van de LbVKB geen bevoegdheid om maandelijks boeterente in rekening te brengen. Wel mag VKB kosten in rekening brengen die te maken hebben met het innen van de vordering. Daarnaast is VKB bevoegd om aanspraak te maken op de wettelijke rente, zodra er sprake is van verzuim. Bij brief van 19 augustus 2015 heeft VKB [GEDAAGDE] in gebreke gesteld en 30 dagen de tijd gegeven om het openstaande bedrag ad Awg 16.700,00 te voldoen. Vast staat derhalve dat [GEDAAGDE] in verzuim is. VKB heeft echter géén aanspraak gemaakt op de wettelijke rente, zodat deze niet toewijsbaar is.
4.4
Toewijsbaar is dan ook slechts de resterende hoofdsom ad Awg 16.700,00, vermeerderd met de incassokosten als bedoeld in artikel 12 en kosten van de aanmaningen als bedoeld in artikel 13 van het LbVKB.
4.5
VKB stelt dat de incassokosten 10% bedragen van de door haar gevorderde hoofdsom, derhalve Awg 1.964,61. De juridische grondslag van deze vordering is weliswaar correct, doch artikel 12 biedt geen aanknopingspunt om te veronderstellen dat hiermee 10% van de hoofdsom wordt bedoeld. Het lag op de weg van VKB om deze vordering feitelijk te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, maar wel aannemelijk is dat er incassowerkzaamheden zijn verricht, wordt op grond van het Procesreglement 2018 een half punt van liquidatietarief 4 toegewezen, zijnde Awg 500,00.
4.6
Tot slot wordt het verzoek van [GEDAAGDE] om kosteloos te mogen procederen toegewezen, nu het onderhavige geschil niet valt onder de reikwijdte van artikel 1 van de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand.
4.7
Nu VKB de procedure is begonnen op basis van een onjuiste hoofdsom en incassokosten, maar [GEDAAGDE] degene is die haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening niet is nagekomen, acht het gerecht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het verzoek van [GEDAAGDE] om kosteloos te mogen procederen toe;
5.2
veroordeelt [GEDAAGDE] tot betaling aan VKB van een hoofdsom inclusief 6% rente van Afl. 16.700,00;
5.2
veroordeelt [GEDAAGDE] te betalen aan VKB een bedrag ad Awg 500,00 voor incassowerkzaamheden en aanmaningskosten;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.