ECLI:NL:OGEAA:2019:308
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek op grond van artikel 54 Lar met betrekking tot gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek van een Venezolaanse nationaliteit, die asiel had aangevraagd. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde L.A. Stephens, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn asielverzoek door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, vertegenwoordigd door J. Harewood van DIMAS. De verzoeker had zijn asielaanvraag ingediend op 26 maart 2019, na binnenkomst op Aruba als toerist op 22 november 2018. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging had in zijn land van herkomst. De verzoeker had eerder melding gemaakt van corruptie en had kritiek geuit op de overheid, maar de rechter oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te spreken van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechter concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat hij na terugkeer naar Venezuela een reëel risico op vervolging of onmenselijke behandeling zou lopen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke maatregel. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.