ECLI:NL:OGEAA:2019:303

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803188
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van ontslag en doorbetaling van loon in arbeidszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap Kamini’s Enterprises N.V., vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M. Canwood. De procedure betreft de nietigverklaring van een ontslag dat op 3 mei 2018 door Kamini’s aan verzoekster is gegeven. Verzoekster stelt dat het ontslag onterecht is en verzoekt om doorbetaling van haar loon, wedertewerkstelling en vergoeding van achterstallig loon. De zitting vond plaats op 15 januari 2019, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster op 20 juli 2017 in dienst is getreden bij Kamini’s als keukenhulp en dat het ontslag op staande voet door Kamini’s niet gerechtvaardigd was. Kamini’s voerde aan dat verzoekster een dringende reden voor ontslag had gegeven, maar het Gerecht oordeelde dat deze stelling onvoldoende onderbouwd was. De vorderingen van verzoekster om het ontslag nietig te verklaren en om doorbetaling van haar loon zijn toegewezen. Daarnaast is Kamini’s veroordeeld tot wedertewerkstelling en betaling van het verschil tussen het bedongen loon en het wettelijk minimumloon, met wettelijke verhogingen.

De uitspraak, gedaan op 21 mei 2019, houdt in dat Kamini’s de kosten van de procedure moet vergoeden en dat verzoekster verlof tot kosteloos procederen is verleend. Het Gerecht heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Kamini’s onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.

Uitspraak

Beschikking van 21 mei 2019
Behorend bij E.J. AUA201803188
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
KAMINI’S ENTERPRISES N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Kamini’s,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de beslissing van dit Gerecht dat de behandeling van de zaak zal plaatsvinden ter zitting van 15 januari 2019.
1.2 [
verzoekster] is samen met haar gemachtigde ter zitting verschenen. Kamini’s is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [naam directeur] (directeur van Kamini’s). [verzoekster] heeft gebruik gemaakt om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift van Kamini’s. Kamini’s heeft vervolgens gebruikt gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoekster].
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. het door Kamini’s aan [verzoekster] op 3 mei 2018 gegeven ontslag nietig verklaart;
b. Kamini’s veroordeelt tot (door)betaling aan [verzoekster] van haar loon gerekend vanaf 3 mei 2018 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
c. Kamini’s beveelt om [verzoekster] binnen 10 dagen na de betekening van deze beschikking aan Kamini’s weer toe te laten tot het verrichten van haar normale werkzaamheden, en bepaalt dat Kamini’s ten behoeve van [verzoekster] een dwangsom verbeurt van Afl. 75,-- voor iedere dag of deel daarvan dat Kamini’s dit bevel niet opvolgt;
d. Kamini’s veroordeelt om gerekend vanaf 20 juli 2017 te betalen aan [verzoekster] het verschil tussen haar bedongen loon en het wettelijk minimumloon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
e. Kamini’s veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Kamini’s voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.1.1 [
verzoekster] is per 20 juli 2017 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst als keukenhulp in loondienst getreden van Kamini’s, laatstelijk tegen betaling van een uurloon van Afl. 8,23 met een arbeidsduur van 45 uur per week, hetgeen neerkomt op 195 uur per maand tegen een loon van Afl. 1.604,85.
3.1.2
Op 3 mei 2018 heeft Kamini’s [verzoekster] op staande voet ontslagen.
3.2
Kamini’s stelt dat [verzoekster] haar een dringende reden voor ontslag heeft gegeven omdat ze een andere medewerker van Kamini’s, zijnde de echtgenoot van de directeur voornoemd, heeft medegedeeld dat ze hete olie op hem zou gooien, met betrekking tot welke gedraging Kamini’s ter zitting bij gelegenheid van dupliek heeft verklaard dat dit de spreekwoordelijke druppel was die de haast met mondelinge tegen [verzoekster] gerichte waarschuwingen volle emmer heeft doen overlopen.
3.3
Daargelaten het antwoord op de vraag of voormelde door [verzoekster] bestreden bedreiging objectief gezien een dringende reden voor ontslag oplevert, volgt uit vorenstaande verklaring van Kamini’s dat dit subjectief gezien in ieder geval niet zo is. Niet alleen heeft [verzoekster] niet meer kunnen reageren op de stelling van Kamini’s dat sprake was van een met mondelinge tegen [verzoekster] gerichte waarschuwingen haast volle emmer, maar ook heeft Kamini’s niet gesteld voor welke verwijtbare gedragingen precies en wanneer precies [verzoekster] mondeling zou zijn gewaarschuwd. Dit alles brengt met zich dat de impliciete stelling van Kamini’s, dat subjectief gezien sprake is of was van een dringende reden voor ontslag, voldoende feitelijke grondslag mist. Die stelling wordt daarom gepasseerd, met als gevolg dat niet vast komt te staan dat sprake was van een dringende reden voor ontslag zoals gesteld door Kamini’s. [verzoekster] heeft derhalve op goede grond de nietigheid van het aan haar gegeven ontslag ingeroepen.
3.4
Vorenstaande brengt mee dat de vorderingen onder a. en b. zullen worden toegewezen, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging ambts- en billijkheidshalve gematigd zal vaststellen op telkens maximaal 15%.
3.5
Kamini’s heeft de door [verzoekster] verzochte wedertewerkstelling niet bestreden. De vordering onder c. zal daarom met maximering van aan Kamini’s op te leggen dwangsommen worden toegewezen als na te melden.
3.6 [
verzoekster] heeft onbestreden gesteld dat het door Kamini’s aan haar betaalde loon lager is dat het wettelijk minimumloon, en dat dit verschil gerekend vanaf 20 juli 2017 maandelijks Afl. 106,30 bedraagt. De vordering onder d. zal daarom worden toegewezen als na te melden. Omdat het minder betalen dan het wettelijk minimum loon als bijzonder kwalijk valt te kwalificeren, zal ambtshalve matiging van de verzochte wettelijke verhoging over dit achterstallig loon achterwege blijven.
3.7
Kamini’s zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde aan [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) griffiegeld pro-deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo.
3.8
Uit het door [verzoekster] overgelegde door de daartoe bevoegde instantie verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij de kosten van deze procedure niet kan dragen. Aan [verzoekster] zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-verklaart het door Kamini’s aan [verzoekster] op 3 mei 2018 gegeven ontslag nietig;
-veroordeelt Kamini’s tot (door)betaling aan [verzoekster] van haar loon gerekend vanaf 3 mei 2018 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15%;
-beveelt Kamini’s om [verzoekster] binnen 10 dagen na de betekening van deze beschikking aan Kamini’s weer toe te laten tot het verrichten van haar normale werkzaamheden, en bepaalt dat Kamini’s ten behoeve van [verzoekster] een dwangsom verbeurt van Afl. 75,-- voor iedere dag of deel daarvan dat Kamini’s dit bevel niet opvolgt;
-veroordeelt Kamini’s om gerekend vanaf 20 juli 2017 te betalen aan [verzoekster] het verschil ad Afl. 106,30 maandelijks tussen het bedongen loon en het wettelijk minimumloon, telkens te vermeerderen met de wettelijke verhoging telkens gerekend vanaf de opeisbaarheid van dat loon;
-veroordeelt Kamini’s in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) griffiegeld pro-deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent aan [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders door [verzoekster] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.