ECLI:NL:OGEAA:2019:30

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
AUA201803874
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens dringende reden na diefstal door werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap Boca Prins Restaurant N.V. en de kassière [verweerster]. Boca Prins verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding, op basis van een dringende reden, namelijk diefstal van geld door [verweerster]. De procedure begon met een verzoekschrift van Boca Prins op 30 november 2018, gevolgd door een verweerschrift van [verweerster] op 19 december 2018. Tijdens de zitting op 20 december 2018 waren beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerster] was in dienst bij Boca Prins als kassière met een salaris van Afl. 2.000,- bruto per maand. Op 9 augustus 2018 werd zij mondeling geschorst vanwege onregelmatigheden. Op 13 augustus 2018 volgde een ontslag op staande voet wegens diefstal en het duwen van de directeur. [verweerster] heeft het ontslag betwist en de nietigheid ervan ingeroepen. Boca Prins stelde dat [verweerster] geld had gestolen en onregelmatigheden had gepleegd met een bestelling.

Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter concludeerde dat [verweerster] het vertrouwen van Boca Prins had geschonden door geld uit de kassa te nemen. De omstandigheden, zoals de aard van het dienstverband en het ontbreken van eerdere klachten, werden in overweging genomen, maar konden de dringende reden niet wegnemen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 16 januari 2019, en [verweerster] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 15 januari 2019
E.J. no. AUA201803874
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOCA PRINS RESTAURANT N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: Boca Prins,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen:
[verweerster],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigden: de advocaten mrs. Chris F.K.J. Lejuez en C.S. Edwards.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 november 2018;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 19 december 2018;
- de behandeling ter zitting van 20 december 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier, waaruit blijkt dat zijn verschenen Boca Prins bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede mw. [directeur] (directeur) en [verweerster] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde mr. C.S. Edwards.
1.2
Vervolgens is de datum voor de beschikking nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE F EITEN

2.1 [
verweerster] is bij Boca Prins in dienst in de functie van kassière en haar huidige salaris bedraagt Afl. 2.000,- bruto per maand.
2.2
Op 9 augustus 2018 werd [verweerster] door Boca Prins (mondeling) geschorst hangende het onderzoek naar hetgeen zich diezelfde dag heeft voorgedaan.
2.3
Bij brief van 10 augustus 2018 is de door Boca Prins aan [verweerster] opgelegde schorsing schriftelijk bevestigd. Uit deze brief blijkt dat er onregelmatigheden zijn geconstateerd en dat [verweerster] voor onbepaalde tijd wordt geschorst.
2.4
Op 13 augustus 2018 is [verweerster] op staande voet ontslagen – kort gezegd – wegens onregelmatigheden met een bestelling van een ossenhaas en het duwen van de directeur van Boca Prins.
2.5
Op 27 augustus 2018 heeft [verweerster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.HET VERZOEK

3.1
Boca Prins verzoekt het gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding en met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2
Boca Prins grondt haar verzoek primair op een dringende reden en subsidiair op verandering in de omstandigheden gelegen in het verlies van vertrouwen. Daartoe voert Boca Prins aan dat [verweerster] geld heeft gestolen, onregelmatigheden heeft verricht ten aanzien van een bestelling van een ossenhaas, daarover heeft gelogen en daarbij een collega heeft overtuigd om daarover ook te liegen. Daarnaast stelt Boca Prins dat [verweerster] de directeur van Boca Prins heeft geduwd.
3.3 [
verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vraag die allereerst voorligt is of sprake is van gewichtige redenen, bestaande uit omstandigheden die een dringende reden opleveren die met zich meebrengen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen.
4.2
Op grond van artikel 7A:1615w BW is de werkgever bevoegd wegens een dringende reden de rechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) te ontbinden. Op grond van artikel 7A:1615p BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van lid 2 van artikel 7A:1615w BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.3
Artikel 7A:1615p lid 2 sub d BW bepaalt dat een dringende reden aanwezig kan worden geacht wanneer de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal.
4.4
Het gerecht is van oordeel dat [verweerster] een dringende reden aan Boca Prins heeft gegeven die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt en overweegt daartoe het volgende.
4.5
Boca Prins stelt dat op 9 augustus 2018 een klant een bestelling heeft gedaan van een bedrag van $23,85 en daarvoor een bedrag van $50,- heeft betaald. Toen [verweerster] naar de kassa liep om het wisselgeld van $26,15 aan de klant terug te geven, liep de klant weg. De klant heeft de factuur op de toonbank achtergelaten en is niet meer teruggekomen. [verweerster] heeft de factuur vervolgens weggegooid en het geld in de kassa gelegd. Bij het uitvoeren van een transactie met een andere klant heeft [verweerster] het geld uit de kassa gepakt en (al dan niet voor een deel) in haar broekzak gestopt. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Boca Prins beelden overgelegd van de camera die boven de kassa van Boca Prins hangt.
4.6 [
verweerster] betwist dat zij geld in haar broekzak heeft gestoken. Volgens [verweerster] blijkt dit ook niet uit de camerabeelden. [verweerster] voert aan dat het ook een kwitantie zou kunnen zijn. Volgens [verweerster] heeft zij geen reden om van Boca Prins te stelen en was er aan het einde van de dag geen sprake van een kastekort.
4.7
Het verweer van [verweerster] overtuigt niet. Boca Prins heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de door haar ingebrachte camerabeelden getoond. Op de beelden is naar het oordeel van het gerecht te zien dat [verweerster] bankbiljetten uit de kassa pakt en een gedeelte daarvan in haar linker broekzak stopt en de rest op de toonbank neerlegt. De stelling van [verweerster] dat het geen geld maar een kwitantie betrof, acht het gerecht gelet op de beelden onaannemelijk, te meer nu [verweerster] geen enkele reden heeft gegeven waarom zij een kwitantie in haar broekzak zou stoppen. Daarnaast heeft Boca Prins onweersproken gesteld dat er geen sprake was van een kasverschil, omdat een klant eerder die dag vergeten was zijn wisselgeld mee te nemen.
4.8
Vervolgens is de vraag aan de orde of voormeld gedrag van [verweerster] – alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen, alsmede haar leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, het ontbreken van klachten over haar gedrag en functioneren (behoudens voormeld incident) en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar hebben – een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Het gerecht beantwoord deze vraag bevestigend. Boca Prins dient haar werknemers, die uit hoofde van hun functie dagelijks geld in ontvangst nemen, volledig te kunnen vertrouwen. De stelling van [verweerster] dat zij pas recent als kassière is ingezet en zij bij bediening van het ‘point of sale’ systeem moeilijkheden ondervond doet in dit verband niet ter zake. Het gaat er hier om dat [verweerster] zonder een geldige reden geld heeft weggenomen en daardoor het vertrouwen van Boca Prins heeft geschonden. Ongeacht het feit dat het dienstverband verder probleemloos was en de gevorderde leeftijd van [verweerster] kan onder de geschetste omstandigheden redelijkerwijs van Boca Prins niet langer gevergd worden het dienstverband met [verweerster] te handhaven.
4.9
Nu de bovenstaande gedraging een dringende reden oplevert behoeven de overige door Boca Prins aangedragen omstandigheden geen bespreking.
4.1
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek toewijsbaar is. Het gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) ontbinden met ingang van 16 januari 2019. Voor een vergoeding is ingevolge artikel 7A:1615w BW geen plaats nu sprake is van een dringende reden.
4.11 [
verweerster] wordt, nu zij in het ongelijk is gesteld, in de proceskosten veroordeeld.
5.DE BESLISSING
Het gerecht:
ontbindt de tussen partijen bestaande overeenkomst, voor zover in rechte mocht komen vast te staan dat deze nog bestaat, met ingang van 16 januari 2019;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure, die tot de datum van de uitspraak aan de kant van het Boca Prins worden begroot op Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.