ECLI:NL:OGEAA:2019:292

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
AUA201900924
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om precariovergunning voor watersportbedrijf in Aruba

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om een precariovergunning voor het jaar 2019, ingediend door een watersportbedrijf gevestigd in Aruba. De verzoekster, die sinds 2007 een watersportbedrijf exploiteert, had eerder vergunningen aangevraagd en ontvangen, maar was in de afgelopen jaren geconfronteerd met meerdere incidenten en waarschuwingen van de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) met betrekking tot de naleving van de voorwaarden van deze vergunningen. De DIP had op 21 maart 2019 besloten om de aanvraag voor de precariovergunning voor 2019 af te wijzen, met als argument dat de handhaving van de openbare orde zwaarder woog dan de belangen van de verzoekster. De verzoekster betoogde dat het strandenbeleid onterecht was afgekondigd en dat haar rechten niet gerespecteerd werden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de afwijzing van de vergunning terecht was, gezien de vele incidenten die waren gerapporteerd en de niet-naleving van de voorwaarden door de verzoekster. De rechter concludeerde dat het belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder woog dan het belang van de verzoekster bij het openblijven van haar bedrijf. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 20 mei 2019
LAR nr. AUA201900924

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[naam verzoekster],

gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.F. Kuster en I.N. Fräser.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 20 maart 2019 (bestreden beschikking) heeft de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) namens verweerder het verzoek tot verlening van een precariovergunning over 2019 afgewezen en verzoekster opgedragen om het perceel op het strand, waar verzoekster haar watersportactiviteiten uitoefent, met onmiddellijke ingang te doen ontruimen bij gebreke waarvan het Land tot de ontruiming zal overgaan, op kosten van verzoekster.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster op 21 maart 2019 bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift.
Op 22 maart 2019 heeft verzoekster tevens bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 6 mei 2019. Ter zitting zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en mr. I. Wever en verweerder bij zijn gemachtigden. Tevens waren aanwezig R. Maduro en A. Balentina, werkzaam bij DIP.
Uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
Het wettelijk kader
1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
1.3
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 2, aanhef en onder sub c, van de Landsverordening openbare wateren en stranden, dat ter verzekering van het veilig en doelmatig gebruik van de openbare wateren onder beheer van het Land en van de daarbij behorende stranden, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen door straffen te handhaven bepalingen worden vastgesteld betreffende het gebruik maken van stranden onder beheer van het Land.
1.4
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Landsbesluit openbare wateren en stranden (Lows) is dit landsbesluit - voor zover hier van toepassing - van toepassing op de openbare wateren en de daartoe behorende stranden, voor zover onder beheer van het Land.
Artikel 27 van dit landsbesluit bepaalt - voor zover hier van belang - dat onverminderd het bepaalde in de Algemene Politieverordening, het verboden is zonder ontheffing van de Minister op de openbare stranden en oevers zich heen en weer te bewegen of post te vatten met het kennelijk doel voorwerpen, dienst of gelegenheden, hoe ook genaamd, aan het publiek te huur, te koop of anderszins aan te bieden.
1.5
Ingevolge artikel 3, eerste lid van het Retributie- en legesbesluit Directie Infrastructuur en Planning (RlbDIP), mag zonder vergunning, verleend door of namens de minister, belast met infrastructuur, geen openbare grond of openbaar water, worden ingenomen. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat een vergunning kan worden geweigerd in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu.
1.6
De Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden (RRIS) is een beleidsrichtlijn die door de DIP wordt toegepast bij toetsing van aanvragen voor het gebruik van openbare stranden in het district Westkust Aruba. Het district Westkust loopt vanaf Bushiri tot aan Arashi. Uitgangspunt in de RRIS is dat de stranden van Aruba behoren tot het publieke domein en voor iedereen op gelijke basis toegankelijk moeten zijn en blijven. Met betrekking tot watersportoperatoren is in de RRIS (pag. 10) bepaald dat degenen die begin 2013 op het strand operationeel waren, een standplaats kunnen aanvragen en dat zij niet worden uitgesloten op grond van hun eerdere agressieve en incidentrijk gedrag of het niet betalen van precariobelasting. De RRIS wordt geïntroduceerd als een start met een schone lei. Vanaf de afkondiging geldt strenge handhaving, die uiteindelijk kan leiden tot intrekking van de vergunning en verwijdering van het strand. Het een en ander conform een protocol.
De feiten
2.1
Verzoekster exploiteert sinds 2007 een watersportbedrijf te Moomba Beach.
2.2
In 2014 is er door de overheid een nieuw strandbeleid aangekondigd. De RRIS is vervolgens in het jaar 2016 geïmplementeerd.
2.3
Bij brief van 15 april 2016 heeft verzoekster verzocht om uitbreiding van een reeds verzochte precariovergunning naar 80 parasols en 200 stoelen.
2.4
Verzoekster heeft op 18 april 2016 een vergunningsaanvraag precario ingediend voor het verhuren van watersportartikelen en 5 parasols en 10 strandstoelen voor de periode 1 april 2016 t/m 31 december 2016 op het strand Eagle Beach.
2.5
Bij brief van 8 augustus 2016 heeft het managementteam DIP verzoekster bericht dat in overeenstemming met het strandenbeleid RRIS aan verzoekster een precariovergunning wordt verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond voor het verhuren van watersportmaterialen, strandstoelen en parasols. Bijbehorende factuur van 6 juli 2016 vermeldt dat het gaat om vergunning nummer DA/IC/TRN/precario 33L/16 voor het gedurende het jaar 2016 innemen van 80m2 domeingrond op het strand ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant, waar watersportmaterialen, 10 strandstoelen en 5 parasols verhuurd zullen worden.
2.6
Tegen deze precariovergunning heeft verzoekster op 16 augustus 2016 een bezwaarschrift ingediend.
2.7
Tegen het uitblijven van een beslissing op voornoemd bezwaarschrift heeft verzoekster op 19 december 2016 beroep ingesteld.
2.8
Bij brief van 30 januari 2017 heeft het managementteam DIP verzoekster bericht dat aan verzoekster een precariovergunning verleend wordt voor het innemen van domeingrond voor het verhuren van watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols ten westen van Moomba Beach. Bijbehorende factuur van 20 januari 2016 vermeldt dat het gaat om vergunning nummer DA/IC/TRN/precario 33L/16 voor het gedurende het jaar 2016 innemen van 80m2 domeingrond op het strand ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant, waar watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols verhuurd zullen worden.
2.9
Tegen deze precariovergunning heeft verzoekster op 7 februari 2017 een bezwaarschrift ingediend.
2.1
Bij brief van 8 februari 2017 bericht het managementteam verzoekster als volgt:
“Bij een recente controle ter plaatse, d.d. 10 januari 2017, heeft de DIP geconstateerd, dat u zonder recht of titel gebruikt maakt van domeingrond ter hoogte van Moomba Beach Bar & Restaurant tot en met Marriott Aruba Surfclub om strandstoelen en parasols neer te zetten om verhuurd te worden. Hetzelfde werd geconstateerd ter hoogte van Eagle Beach, dat bestemd is als “jetski launching station” voor uw watersportactiviteiten en niet bestemd is om strandstoelen neer te zetten om verhuurd te worden.
(…)
Voor de goede orde wordt u middels deze op de hoogte gesteld dat dit schrijven de 1ste waarschuwing is in verband met onrechtmatig gebruik van domeingrond ter hoogte van Moomba beach & Restaurant tot en met Marriott Aruba Surfclub en Eagle Beach.”
2.11
Hiertegen heeft verzoekster op 27 mei 2017 bezwaar gemaakt.
2.12
Bij brief van 28 februari 2017 is de onder 2.5 genoemde brief ingetrokken.
2.13
Verzoekster heeft op 28 maart 2017 een vergunningsaanvraag precario voor het jaar 2017 ingediend voor het verhuren van watersportmaterialen, 96 strandstoelen en 48 parasols ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant en 10 parasols en 20 strandstoelen ten westen van Hadicuradi Restaurant.
2.14
Bij ongedateerde brief bericht het managementteam DIP verzoekster dat aan haar in overeenstemming met het strandenbeleid RRIS drie precariovergunningen kunnen worden verleend. Bijbehorende facturen van 17 mei 2017 vermelden dat het gaat om:
- vergunning nummer DA/IC/TRN/precario 32L-2/17 voor het gedurende zeven weken (21 mei 2017 t/m 31 mei 2017 en 15 december 2017 t/m 22 januari 2018) innemen van 60m2 domeingrond voor het plaatsen van verwijderbare schaduwvoorziening op het strand ten westen van Hadicuradi Restaurant, waar vanuit watersportmaterialen, 20 strandstoelen en 10 parasols verhuurd zullen worden;
- vergunning nummer DA/IC/TRN/precario 32L-1/17 voor het gedurende een jaar (1 januari t/m 1 december 2017) innemen van 252m2 domeingrond voor het plaatsen van verwijderbare schaduwvoorziening op het strand ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant, waar vanuit watersportmaterialen, 84 strandstoelen en 42 parasols verhuurd zullen worden;
- vergunning nummer DA/IC/TRN/precario 32L/17 voor het gedurende een jaar (1 januari t/m 1 december 2017) innemen van 80m2 domeingrond voor het plaatsen van verwijderbare schaduwvoorziening op het strand ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant, waar vanuit watersportmaterialen, 12 strandstoelen en 6 parasols verhuurd zullen worden.
2.15
Hiertegen heeft verzoekster op 27 juni 2017 bezwaar gemaakt.
2.16
Tegen het uitblijven van een beslissing op het onder 2.9 genoemde bezwaarschrift heeft verzoekster op 27 juni 2017 beroep ingesteld.
2.17
Bij uitspraak van dit gerecht van 28 augustus 2017 (AUA201600577) heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep, voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het door appellante tegen de factuur van 6 juli 2016 (zie 2.5) gemaakte bezwaar en het beroep voor het overige gegrond verklaard, het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door appellante tegen de beschikking van 8 augustus 2016 (zie 2.5) gemaakte bezwaar vernietigd en heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak.
2.18
Op 21 januari 2018 heeft de task force beach policy (hierna: de taskforce) een controle verricht. De taskforce schrijft in twee waarschuwing onder andere:
“ (…)
x
Niet op de juiste locatie
x
Uitstalling (watersport) benodigdheden buiten grens
x
Constructie 10 m vrij aanhouden van waterlijn
Dit schrijven wordt u ter hand gesteld en geldt als een formele kennisgeving van niet naleving van de precariovoorwaarden en dus in ieder geval als waarschuwing ten aanzien van bovengenoemde punten.
(…)”
en
“Perceel nr: 27-A-S
(…)
x
Zonder geldige vergunning parasol & stoelen
(…)”.
2.19
Tegen deze waarschuwingen heeft verzoekster op 24 januari 2018 bezwaar gemaakt.
2.2
Bij brief van 4 april 2018 bericht het managementteam DIP verzoekster dat een bezwaar ten aanzien van waarschuwingen pas inhoudelijk wordt beoordeeld indien de beslissing tot gevolg heeft dat de vergunning wordt ingetrokken. Het managementteam schrijft:
“(…)
Volledigheidshalve zij vermeld dat de waarschuwingen betreffen, het opereren op twee (2) verschillende locaties.
De waarschuwing d.d. 21 januari betrof het opereren op de locatie, 32L te
Moomba Beachwaarbij niet werd voldaan aan het vereiste openlaten van een vrije strook van minstens 10 meter van de waterlijn, niet op juiste locatie wordt geopereerd en constructie en uitstallingen buiten de grens zijn geplaatst.
De andere waarschuwing ook d.d. 21 januari 2018 betrof de locatie
Eagle Beach, waarvoor u een “jetski launching system” heeft voor perceel nr. 07A-S, waarbij ook werd geconstateerd dat u uitstallingen van benodigdheden buiten de toegestane grenzen had geplaatst en zonder geldige vergunning stoelen en parasols aldaar verhuurd.
Op 22 januari 2018 is bij hercontrole wedermaal hetzelfde geconstateerd en hiervoor heeft u een tweede waarschuwing gekregen voor wat betreft het opereren te
Eagle Beach.
(…)”
2.21
Bij uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 5 september 2018 is de onder 2.17 genoemde uitspraak bevestigd.
2.22
Op 20 november 2018 heeft verzoekster van de taskforce een waarschuwing ontvangen. De taskforce schrijft onder andere dat verzoekster niet op de juiste locatie opereert, dat er een overschrijding is van de oppervlakte precario en dat de uitstalling van de stoelen, parasols en watersportbenodigdheden buiten de grens is.
2.23
Aan verzoekster zijn op 11 december 2018 drie precariovergunningen verleend voor de periode 1 november 2016 t/m 31 december 2016 (nr. 07-A-S/16-A, DIP3751/18), 2017 (nr. 07-A-S/17, DIP3752/18) en 2018 (nr. 07-A-S/18, DIP3753/18), voor:
het innemen van 9 m2 domeingrond op het strand te Eagle Beach ten weten van Chalet Suisse Restaurant, voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening dat alléén als vertrekpunt dient voor de watersportactiviteit jetskiën.
2.24
Aan verzoekster zijn op 11 december 2018 tevens drie precariovergunningen verleend voor de periode 2016 (nr. 32L/16A, DIP3748/18), 2017 (nr. 32L/17, DIP3749/18) en 2018 (nr. 32L/18, DIP3749/18), voor:
het innemen van domeingrond op het strand ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van maximaal 40 m2 ten behoeve van het aanbieden en verkopen van watersportactiviteiten, de uitstalling van watersportmaterialen van maximaal 40m2 en de strandstoelsectie van maximaal 50m2 (12 strandstoelen en 6 parasols).
2.25
Aan verzoekster zijn op 11 december 2018 tevens twee precariovergunningen verleend voor de periode 2017 (nr. 32L-1/17A, DIP3754/18) en 2018 (nr. 32L-1/18, DIP3755/18), voor:
het innemen van domeingrond op het strand ten westen van Moomba Beach Bar & Restaurant voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van waaruit 84 strandstoelen en 42 parasols verhuurd zullen worden.
2.26
Aan verzoekster is op 11 december 2018 tevens een precariovergunning verleend voor een periode van zeven weken (21 mei 2017 t/m 31 mei 2017 en 15 december 2018 t/m 22 januari 2018) (nr. 32L-2/17A, DIP3756/18), voor:
het innemen van domeingrond op het strand ten westen van Hadicuradi Restaurant voor het plaatsen van een verwijderbare schaduwvoorziening van waaruit watersportmaterialen, 20 strandstoelen en 10 parasols verhuurd zullen worden.
2.27
Aan de precariovergunningen zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden.
2.28
Tegen de onder 2.23, 2.24, 2.25 en 2.26 genoemde vergunningen heeft verzoekster op 17 december 2018 bezwaarschriften ingediend.
2.29
De strandpolitie heeft op 2 december 2018, 21 december 2018, 24 december 2018, 26 december 2018 en 28 december 2018 assistentie verleend bij verzoekster. Uit de rapportages blijkt dat het gaat om strandstoelen en parasols die op het strand zijn geplaatst buiten de grenzen van de vergunning.
2.3
Verzoekster heeft voor 2019 een vergunning aangevraagd.
2.31
Bij bestreden beschikking van 21 maart 2019 schrijft de directeur van de DIP het volgende aan verzoekster:
“Met referte aan het in aanhef genoemde onderwerp, bericht de Directie Infrastructuur en Planning (DIP), conform beslissing van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu d.d. 20 februari 2019, u als volgt.
In aanmerking nemende:
- de officiële afkondiging door de regering van Aruba, op 26 augustus 2014, van de Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden cq. “Beach Policy” met als ingang januari 2015 bekend gemaakt en geïmplementeerd op 1 april 2016;
- de niet-naleving precario voorwaarden afgegeven door de DIP;
- artikel 3 lid 4 van de Retributie- en legesbesluit Directie Infrastructuur en Planning, AB 2004 no 7: “een vergunning kan worden geweigerd in verband met handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu”.
- alle gedane waarschuwingen en aanschrijvingen ten aanzien van het opereren van Par-A-Dice in strijd met precario voorwaarden alsmede andere illegale activiteiten waarbij zelfs in verschillende gevallen tot aanhouding door de KPA is overgegaan;
- diverse klachten i.v.m. incidenten, alsmede mutaties, politierapporten waarbij de openbare orde, rust en veiligheid, op het strand is verstoord;
- dat deze schending van de openbare orde voldoende grond is om een reeds verleende precariovergunning in te trekken en zonder meer een grond om deze niet meer te verlenen;
- het algemeen belang van Land Aruba dat de wetten, regels en voorwaarden worden nageleefd zwaarder weegt dan het individueel belang.
- het waarborgen van de openbare orde en veiligheid, het algemeen belang, zwaarder weegt dan het individueel belang;
Kan uw verzoek tot verlening van precario 2019
nietingewilligd worden.
Gezien het vorenstaande wordt u dezerzijds opgedragen voornoemde perceel per onmiddellijke ingang te doen ontruimen, bij gebreke waarvan het Land over zal gaan tot ontruiming waarbij de kosten op u zullen worden verhaald.”
De standpunten van partijen
3.1
Verzoekster betoogt - kort samengevat - dat het strandbeleid in 2015 door de onjuiste minister is afgekondigd. Dit beleid heeft derhalve geen rechtskracht. Verweerder dient de reeds verworven rechten van verzoekster te respecteren. In de beschikking wordt niet duidelijk gemaakt welke voorwaarden van de precariovergunning verzoekster niet naleeft. Ook wordt niet duidelijk gemaakt welke klachten en mutaties grond waren voor de afwijzing van de vergunning. Verzoekster heeft tegen gegeven waarschuwingen een bezwaarschrift ingediend. Er is nog geen definitieve beslissing zodat niet op grond hiervan de precariovergunning van 2019 kan worden geweigerd. Weliswaar waren er in 2018 twee of drie incidenten met de politie. Zij heeft echter ondanks deze incidenten in 2018 wel een precariovergunning gekregen. Tot slot wordt verzoekster aangezegd om het perceel te ontruimen zonder daarbij melding te maken om welk perceel het gaat. Verzoekster opereert haar watersportactiviteiten al jaren ten westen van Moomba Beach en te Eagle Beach ten westen van Chalet Suisse. Haar werknemers zijn afhankelijk van de inkomsten van verzoekster. Zonder de precariovergunning zullen de inkomsten van verzoekster nihil zijn.
3.2
Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat het strandenbeleid op 1 januari 2015 in werking trad en op 1 april 2016 is geïmplementeerd. Het beleid is op voordracht van de toenmalige minister van Ruimtelijke Ordening vastgesteld. Het gaat in deze zaak niet om het intrekken van de vergunningen waarbij de regel “three strikes out” van toepassing is. Het gaat om het niet weer verlenen daarvan. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoekster over de jaren heen de openbare orde in hoge mate en continu heeft verstoord. Verweerder is verplicht om handhavend op te treden. De vergunningen over 2017 en 2018 zijn achteraf afgegeven. Verweerder kon de afgifte daarvan daarom niet weigeren. De late afgifte van die vergunningen DIP had te maken met een geschil over de hoogte van de retributies. Het gaat in casu om twee locaties, te weten Moomba en Eagle Beach. De bestreden beschikking heeft betrekking op beide locaties. Verzoekster houdt zich stelselmatig niet aan de voorwaarden van de vergunning. Verzoekster kan zich niet vinden in de toegekende maximale oppervlakte van de aan haar verleende vergunningen, maar dat is geen rechtvaardiging om in strijd te blijven handelen met de voorwaarden van der vergunningen. Zij kon in bezwaar en in beroep en kon ook een verzoek om een voorlopige voorziening indienen. Dat heeft zij niet gedaan. Het aantal incidenten over de jaren heen is schrikbarend. Niet alleen verweerder maar ook het Korps Politie Aruba (KPA) is tot de conclusie gekomen dat er sprake is van schending van de openbare orde, rust en veiligheid. Het KPA heeft verschillende keren tot aanhouding van verzoekster/de werknemers moeten overgaan. Bij een afweging van belangen dient het belang van verweerder bij een rechtmatige uitvoering van het strandenbeleid zwaarder te wegen dan het (financieel) belang van verzoekster.
De beoordeling
4. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking zal voor verzoekster tot gevolg hebben dat zij geen inkomen meer zal genereren, terwijl zij tien mensen in dienst heeft.
5.1
Voor honorering van een verzoek als het onderhavige is onder meer vereist dat een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
5.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder bevoegd is een vergunning tot het innemen van openbare grond te weigeren in verband met handhaving van de openbare orde en veiligheid. Beoordeeld dient dan te worden of verweerder in dit geval in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid.
5.3
De voorzieningenrechter constateert ten eerste dat de bestreden beschikking een deugdelijke motivering ontbeert, nu uit die beschikking niet kan worden afgeleid welke van de door verzoekster ingediende precario-aanvragen wordt afgewezen. De beschikking leidt dus aan een motiveringsgebrek. Ter zitting is gebleken dat met de bestreden beschikking is beoogd alle aanvragen van verzoekster voor het jaar 2019 af te wijzen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit gebrek in de bezwaarfase eenvoudig worden geheeld, zodat de bestreden beschikking niet reeds daarom voor vernietiging in aanmerking komt.
6.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder bij de uitoefening van de hem op grond van artikel 3 RlbDIP gegeven bevoegdheid een ruime mate van beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt.
6.2
Uit de dossierstukken blijkt dat er tussen 2016 en 2019 eenenvijftig incidenten (politieassistentie) zijn gerapporteerd, waarvan vier in 2016, tweeëntwintig in 2017, drieëntwintig in 2018 en twee in 2019. Naar het oordeel van het Gerecht kunnen deze incidenten worden meegewogen in onderhavige procedure. Het feit dat in december 2018 nog een precariovergunning 2018 is afgegeven, brengt niet mee dat voorafgaande incidenten niet mogen meewegen bij het al dan niet verlenen van een precariovergunning 2019.
6.3
Los daarvan heeft verzoekster recentelijk ook meerdere malen in strijd gehandeld met de haar voor 2018 verleende precariovergunning. Uit de dossierstukken blijkt immers dat na 11 december 2018 vijf incidenten door de strandpolitie zijn gerapporteerd waaruit blijkt dat verzoekster zich niet aan de voorwaarden van de precariovergunning heeft gehouden. Zo constateert de strandpolitie onder meer dat verzoekster op 21 december 2018 meer dan vijftien parasols op het strand heeft geplaats te Hadicuradi terwijl zij volgens de aan haar voor 2018 verleende precariovergunning tien parasols op dit strand mag plaatsen. Ook constateert de strandpolitie dat verzoekster op 26 december 2018 in strijd met haar precariovergunning parasols in nabijheid van de Marriott had geplaatst. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de rapportages.
6.4
Gelet op hetgeen in 6.2 en 6.3 is overwogen heeft verweerder bij zijn beslissing om aan verzoekster geen precariovergunning voor 2019 te verlenen, het belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van verzoekster bij het openblijven van haar watersportbedrijf. Het bezwaar heeft geen redelijke kans van slagen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.