ECLI:NL:OGEAA:2019:289

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803135
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning gezinshereniging

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Appellante sub 1 heeft op 23 augustus 2018 een aanvraag ingediend, die door verweerder is afgewezen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zitting vond plaats op 8 april 2019, waarbij beide appellanten in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de beschikking van 23 augustus 2018 een primaire beschikking is en geen beslissing op bezwaar, omdat deze niet voortkwam uit een heroverweging van een eerder bezwaarschrift. De beschikking van 19 juni 2018, waartegen eerder bezwaar was gemaakt, werd later ingetrokken. Het Gerecht oordeelt dat appellant sub 2 geen belanghebbende is bij de afwijzing van de aanvraag van appellante sub 1, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechter heeft uiteindelijk het beroep van appellante sub 1 ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de primaire beschikking bezwaar openstond, maar geen beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 20 mei 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 20 mei 2019
Lar nr. AUA201803135

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van
1.[APPELLANTE sub 1],
2.[APPELLANT sub 2],
van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B. Coffie,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij besluit van 23 augustus 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellante sub 1, om een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen.
Tegen dit besluit op bezwaar hebben verzoekers op 1 oktober 2018 bezwaar gemaakt en op 4 oktober 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is ter zitting behandeld op 8 april 2019. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

2.1
Bij beschikking van 19 juni 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellante sub 1, om een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen.
2.2
Tegen deze beschikking heeft appellant sub 2 op 21 juni 2018 bezwaar gemaakt en hebben appellanten op 24 juli 2018 bezwaar gemaakt.
2.3
Bij besluit van 23 augustus 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellante sub 1, om een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen.
2.4
Tegen dit besluit hebben appellanten op 1 oktober 2018 bezwaar gemaakt en op 4 oktober 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
2.5
Bij beschikking van 13 december 2018 heeft verweerder de beschikking van 19 juni 2018 ingetrokken.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit van 23 augustus 2018 een primaire beschikking en geen beslissing op bezwaar. Bij beschikking van 13 december 2018 is de beschikking van 19 juni 2018 namelijk ingetrokken. Appellanten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2
Appellanten betogen dat het besluit van 23 augustus 2018 gekwalificeerd dient te worden als een beslissing op bezwaar en niet als primaire beschikking. De beslissing is namelijk genomen na het bezwaarschrift van 24 juli 2018. Voorts betogen appellanten dat de beslissing onzorgvuldig is genomen, zonder enige belangenafweging. De beslissing is tevens ongemotiveerd. Uit het beleid van verweerder inzake gezinshereniging volgt dat appellante sub 1 in aanmerking kan komen voor een vergunning. Zij draagt namelijk bij aan de Arubaanse economie en zij legt geen druk op de Arubaanse arbeidsmarkt.
De beoordeling
Ontvankelijkheid appellant sub 2
4. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG0845) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Gelet hierop is appellant sub 2 bij het besluit op bezwaar van 23 augustus 2018 geen belanghebbende. Onder deze omstandigheden dient het beroep voor zover ingesteld door appellant sub 2 niet‑ontvankelijk te worden verklaard.
Primaire beschikking of beslissing op bezwaar
5.1
Het gerecht overweegt het volgende. In de beschikking van 23 augustus 2018 is onder meer vermeld “
Naar aanleiding van uw aanvraag ingediend bij de DIMAS […], wil ik u het volgende mededelen: Beslissing: de aanvraag is afgewezen […] Rechtsgevolgen. U hebt aan de administratieve vereisten, om in aanmerking te komen voor een vergunning niet voldaan, reden waarom geen vergunning aan u wordt verleend”.Gegeven deze formulering, is de beschikking van 23 augustus 2018 gegeven naar aanleiding van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf. In de beschikking wordt geen melding gemaakt van een bezwaarschrift en wordt geen heroverweging gemaakt naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift. Onder deze omstandigheden, en gelet op de, weliswaar latere, intrekking van de beschikking van 19 juni 2018 (zie 2.5), is het gerecht van oordeel dat het besluit van 23 augustus 2018 een primaire beschikking is. Tegen deze beschikking stond bezwaar open, wat appellante sub 1 ook heeft ingesteld (zie 2.4), maar geen beroep.
5.2
Onder deze omstandigheden dient het beroep voor zover ingesteld door appellante sub 1 ook niet‑ontvankelijk te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.