ECLI:NL:OGEAA:2019:272

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AUA201801407
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden

In deze civiele zaak vordert de eiser de vernietiging van een vaststellingsovereenkomst, die volgens hem niet bestaat, op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, stelt dat hij bij het aangaan van de overeenkomst niet goed geïnformeerd was over zijn rechten en de verplichtingen van de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Sjiem Fat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd voor de claims van de eiser en dat de gedaagde niet in strijd heeft gehandeld met enige mededelingsplicht. De rechtbank wijst het beroep op dwaling en misbruik van omstandigheden af, omdat de eiser niet heeft aangetoond dat hij onder druk stond of dat de gedaagde op enige wijze misbruik heeft gemaakt van de situatie van de eiser. De rechtbank concludeert dat de vaststellingsovereenkomst geldig is en dat de eiser zijn aandelen moet overdragen aan de gedaagde zonder dat de koopprijs voorafgaand aan de overdracht hoeft te worden betaald. De vorderingen van de eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 15 mei 2019
Behorend bij A.R. no. AUA201801407
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.P. Sjiem Fat.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
-artikel 5 van de schikking zoals neergelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 januari 2017 in de tussen partijen gevoerde zaak met als nummer KG 3082 van 2016 (hierna: de schikking) vernietigt op grond van dwaling en/of misbruik van omstandigheden onder instandlating van het overige deel van die schikking;
-artikel 5 van de op 19 januari 2017 opgemaakte vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) vernietigt op grond van dwaling en/of misbruik van omstandigheden onder instandlating van het overige deel van die overeenkomst;
-[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit kan volgen dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
3.2
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.2.1
Partijen en [naam broer] zijn de kinderen van wijlen [naam erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster heeft haar kinderen en een kleinzoon, [naam kleinzoon], bij testament aangewezen als haar enige erfgenamen.
3.2.2 [
kleinzoon] heeft zijn aandeel in de nalatenschap van erflaatster verkocht en overgedragen aan de overige erfgenamen.
3.2.3 [
naam broer] heeft zijn aandeel in de nalatenschap verkocht en economisch overgedragen aan [gedaagde], waarbij is overeengekomen dat de juridische overdracht van zijn erfdeel aan [gedaagde] zal plaatsvinden bij de uiteindelijke verdeling van de nalatenschap.
3.2.4
Tot de onverdeelde nalatenschap van erflaatster behoren onder meer 360 certificaten van aandelen uitgegeven door de Stichting Administratiekantoor NIAR Holding N.V. (hierna: de certificaten en de stichting), die de geplaatste aandelen van Niar Holding N.V. ten titel van beheer houdt.
3.2.5
In een door [eiser] tegen [gedaagde] aanhangig gemaakte kortgedingprocedure onder nummer KG 3082 van 2016 zijn partijen ten overstaan van de rechter op 12 januari 2017 de schikking aangegaan die is opgenomen in een door dit Gerecht opgemaakt proces-verbaal. De inhoud van de schikking luidt als volgt:

Partijen komen ter beëindiging van dit geschil het volgende overeen:
1.
Partijen zullen er aan meewerken dat binnen 1 week na heden 1/3 deel van de aandelen in het juweliersbedrijf [naam bedrijf]. en 30% van de certificaten in Stichting Administratiekantoor Niar Holding overgedragen worden aan eiser;
2.
Eiser zal als uitvloeisel van de overdracht genoemd onder 1, binnen 1 week na heden de onder 1 genoemde aandelen en certificaten aanbieden en overdragen aan gedaagde zulks met inachtneming van de statuten van [naam bedrijf] en Stichting Administratiekantoor Niar Holding;
3.
Partijen zullen het onder 1 en 2 genoemde binnen 1 week na heden vastleggen in een vaststellingsovereenkomst. Zo nodig wordt dit op een later moment nog notarieel vastgelegd;
4.
Gedaagde zal na uitvoering van het onder 1 en 2 genoemde binnen 1 week na heden een voorschot op de uitkering van de waarde van de certificaten ten bedrage van Afl. 100.000,-- (zegge: honderd duizend florin) uitkeren aan eiser middels overmaking op de bankrekening van eiser, bij gedaagde genoegzaam bekend;
5.
Binnen een 1 week na heden zal eiser een voorstel doen aan gedaagde voor de te hanteren waarde van de door hem aan gedaagde over te dragen certificaten. Indien gedaagde met dit voorstel niet akkoord is, zal zij een tegenvoorstel doen. Partijen streven ernaar de definitieve waardebepaling en uitkering van de certificaten af te wikkelen binnen zes maanden na heden. Indien dit laatste niet lukt, zal na ommekomst van die zes maanden een door partijen in onderling overleg te bepalen bindend adviseur worden aangewezen om met partijen het geschil op te lossen;
6.
partijen dragen ieder de eigen proceskosten;
7.
partijen verzoeken doorhaling van de onderhavige procedure.
3.2.6
Ter uitvoering van de schikking is de vaststellingsovereenkomst opgesteld. De inhoud van die overeenkomst luidt voor zover hier van belang:

(..)
3. Aan [eiser] wordt toebedeeld 1/3 deel van de tot de te verdelen boedel behorende Certificaten van Aandelen uitgegeven door Stichting Administratiekantoor Niar Holding, eveneens uiterlijk op 19 januari 2017, het geen indien nodig zo spoedig mogelijk daarna notarieel wordt vastgelegd.
4. [eiser] zal na de bij 3. vermelde toebedeling de betreffende Certificaten van Aandelen aan [gedaagde] te koop aanbieden, zoals statutair vereist met vermelding van de aanbiedingskoers, zulks conform artikel 7 van de statuten van Stichting Administratiekantoor Niar Holding in combinatie met artikel 6 – onder meer en in het bijzonder 6.11 – van de statuten van Niar Holding N.V.. De Certificaten van Aandelen zullen meteen, tegelijkertijd met de betaling van de hieronder 6 overeengekomen voorschot op de nog vast te stellen koopprijs, aan [gedaagde] worden overgedragen zulks conform punt 2 van het Proces Verbaal;
5. Van artikel 6 blijven de leden 6.2 en 6.3 buiten toepassing, met dien verstande dat de aanbieding geschiedt door tussenkomst van de gemachtigde van [gedaagde] in het kader van de afwikkeling van de onderhavige overeenkomst.
Terzake de toepassing van lid 6.4 geldt hetzelfde met dien verstande dat [gedaagde] zich binnen een (1) maand uitlaat over de acceptatie van het aanbod, dan wel een tegenvoorstel doet, het geen wordt gevolgd door toepassing van lid 6.5 terzake overdracht en betaling al dan niet na onderhandelingen.
Ingeval en zodra na onderhandelingen tussen [eiser] en [gedaagde] na het tegenvoorstel vaststaat dat (de vertegenwoordigers) van [gedaagde] en [eiser] niet tot overeenstemming komen – en niet zoals vermeld in punt van de overeenkomst bij het proces-verbaal ná zes maanden – zullen de gezamenlijke partijen een onafhankelijke adviseur aanwijzen die de prijs van de Certificaten van Aandelen bindend zal vaststellen. Partijen streven ernaar deze procedure binnen 6 maanden af te wikkelen.
6. [eiser] zal uiterlijk 19 januari 2017 van [gedaagde] een voorschot op de verkoopprijs van Certificaten van Aandelen ontvangen van Afl. 100.000,-- zoals bepaald bij 4. van het Proces-Verbaal.
7. (..) [eiser] verbindt zich reeds nu voor alsdan om zijn medewerking te verlenen aan de volledige verdeling van de boedel.
(..)
9. Partijen verklaren uitdrukkelijk (..) deze overeenkomst niet te zullen ontbinden.
(..)
3.2.7 [
gedaagde] heeft op 20 januari 2017 het onder punt 4 van de schikking/punt 6 van de vaststellingsovereenkomst genoemde voorschot aan [eiser] uitbetaald middels bankovermaking.
3.2.8 [
eiser] heeft bij brief gedateerd 19 januari 2017 het volgende aan [gedaagde] bericht:

Om te voldoen aan de ten overstaan van de rechter (..) gesloten overeenkomst, nader uitgewerkt in de punten 4 en 5 van de in het proces-verbaal vermelde vaststellingsovereenkomst, waarnaar ik verwijs, bied ik hierbij ter overname / te koop aan de 120 (certificaten van) aandelen, deel uitmakend van de onverdeelde boedel, die conform punt 1 van genoemde overeenkomst aan mij werden toebedeeld.
(..)
Gelet op het voormelde is mijn aanbiedingsprijs / -koers voor mijn pakket van 120 aandelen: Afl. 2.870.000 (..)
3.3
In het licht van vorenstaande stelt [eiser] dat hij de vaststellingsovereenkomst niet heeft ondertekend. Voor zover [eiser] met die door [gedaagde] gemotiveerd bestreden stelling bedoelt dat er geen vaststellingsovereenkomst geldt of tot stand is gekomen tussen partijen volgt het Gerecht hem daarin niet. [eiser] vordert immer vernietiging van onder meer het artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst, waarvan hij stelt dat het door dwaling zijnerzijds en/of misbruik van omstandigheden zijdens [gedaagde] tot stand is gekomen. Zonder nadere uitleg – die evenwel ontbreekt – valt niet in te zien waarom [eiser] de vernietiging vordert van (een onderdeel van) een vaststellingsovereenkomst die volgens hem niet bestaat. Dit klemt temeer omdat uit de hiervoor onder 3.2.8 omschreven feitelijkheden volgt dat [eiser] zelf verwijst naar de vaststellingsovereenkomst. Het hier besproken (mogelijke) standpunt van [eiser] wordt verworpen. Vast staat daarom dat partijen de vaststellingovereenkomst als uitvoering van de schikking zijn overeengekomen. De mogelijke omstandigheid dat [eiser] die overeenkomst niet heeft ondertekend doet daar niet aan af.
3.4.1
Met betrekking tot zijn beroep op dwaling stelt [eiser] in de kern dat [gedaagde] (1) wist of (2) behoorde te weten dat [eiser] bij het aangaan van de schikking er vanuit ging dat bij de overdracht van de bij partijen genoegzaam bekende certificaten van [eiser] aan [gedaagde] de bij partijen eveneens genoegzaam bekende Statutaire Regeling in acht zou worden genomen, waaronder begrepen het bij partijen bekende aan [eiser] toekomende intrekkingsrecht van zijn aanbod en het gegeven dat [gedaagde] bij overdracht van de aandelen de volledige koopprijs zou betalen aan [eiser]. [gedaagde] had daarom aan de onwetende [eiser] moeten mededelen dat artikel 5 van de schikking in elk geval dat recht en die betaalverplichting en dus voormelde Statutaire Regeling op die punten buiten werking stelt, aldus [eiser]. In dit verband wordt het volgende overwogen.
3.4.2
De hiervoor onder (1) omschreven stelling van [eiser] heeft [gedaagde] gemotiveerd bestreden, en staat daarom niet vast. Die stelling komt ook niet vast te staan in deze procedure, omdat [eiser] geen bewijslevering heeft aangeboden in de zin van het bepaalde in het eerste lid van artikel 145 Rv. De hiervoor onder (2) omschreven eveneens door [gedaagde] gemotiveerd bestreden stelling mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende onderbouwing, en wordt daarom gepasseerd. Met name is niet gesteld waarom precies [gedaagde] behoorde te weten hetgeen hiervoor door [eiser] is gesteld. De enkele stelling dat [gedaagde] wist dat [eiser] in geldnood verkeerde brengt nog niet mee dat [gedaagde] behoorde te weten dat [eiser] dwaalde zoals door hem gesteld, temeer omdat [gedaagde] op zeer korte termijn een voorschot van Afl. 100.000,-- van [gedaagde] zou ontvangen voor de overdracht van de aandelen. Bij dit alles komt dat [eiser] gedurende de tot de schikking leidende onderhandelingen werd bijgestaan door zijn procesgemachtigde dhr. [...], van wie [gedaagde] onbestreden en met producties onderbouwd heeft gesteld dat dit een accountant en financieel-economisch free-lance adviseur met een veelzijdige en ruime praktijkervaring is. Tegen die achtergrond mocht [gedaagde] er naar het oordeel van het Gerecht gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] werd bijgestaan door een deskundige die de inhoud en de strekking van de schikking nog voor de totstandkoming daarvan afdoende met [eiser] heeft besproken. Indien dat niet is gebeurd, volgt het Gerecht [gedaagde] in haar stelling dat dit naar verkeersopvattingen voor rekening en risico komt en blijft van [eiser], in het licht waarvan niet kan worden geoordeeld dat [gedaagde] een mededelingsplicht heeft geschonden zoals gesteld door [eiser].
3.4.3
De slotsom luidt dat het beroep van [eiser] op dwaling faalt.
3.5 [
eiser] stelt dat [gedaagde] zich ervan bewust was dat [eiser] in diepe financiële problemen verkeerde en dat zij van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt door [eiser] te bewegen om een koopovereenkomst met [gedaagde] aan te gaan krachtens welke bij levering van bedoelde aandelen in geval van geschil over de nog niet afgesproken koopprijs niet meteen moet worden betaald, terwijl zij wist of moest begrijpen dat zij [eiser] daarvan moest weerhouden. Aldus is die koopovereenkomst volgens [eiser] tot stand gekomen door misbruik van omstandigheden. Het Gerecht volgt [eiser] niet in die door [gedaagde] gemotiveerd bestreden stelling. Partijen zijn immers gedurende een geschil in rechte een schikking aangegaan, die tot stand is gekomen door middel van een vrije en ongedwongen onderhandeling daartoe, gedurende welke ook [eiser] werd bijgestaan door een procesgemachtigde van wie [gedaagde] er in elk geval gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat die ter zake deskundig was. Van misbruik van omstandigheden zoals gesteld door [eiser] kan in dat verband naar het oordeel van het Gerecht geen sprake zijn. De hier besproken stelling ter zake van misbruik van omstandigheden wordt verworpen.
3.6
Anders dan [eiser] stelt is het Gerecht van oordeel dat het gelet op de inhoud van de schikking naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat [eiser] zijn aandelen moet leveren aan [gedaagde] zonder dat hij de koopprijs weet of dat bij levering van die aandelen de koopprijs niet wordt betaald. Partijen hebben ter zake van de ten tijde van het aangaan van de schikking en de vaststellingsovereenkomst nog niet bekende koopprijs immers heldere afspraken gemaakt, terwijl het van algemene bekendheid is dat niet zelden in geval van (ver)koop en levering van een goed betaling niet direct doch daarna plaatsvindt.
3.7
De slotsom luidt dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Er zijn geen overige feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. Hierbij heeft te gelden dat de vaststellingsovereenkomst wat artikel 5 daarvan betreft een uitvoering betreft van de schikking, en daarom deelt in het lot van (artikel 5 van) de schikking.
3.8 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).
3.9
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Het betoog van [eiser] is gelardeerd met de stelling dat het in de vaststellingsovereenkomst neergelegde artikel 5. van de schikking voor hem bijzonder nadelig is, met name omdat bij levering van de certificaten in geval van geschil over de koopprijs daarvan [gedaagde] niet gehouden is om [eiser] meteen te betalen. Hieruit volgt nog niet dat [gedaagde] in dat geval niet hoeft te betalen; [gedaagde] moet betalen zodra een door partijen gezamenlijk aan te wijzen deskundige de waarde van de certificaten voor partijen bindend heeft vastgesteld. Nu is gesteld noch gebleken dat dit een langdurige kwestie betreft, volgt het Gerecht [eiser] niet in zijn hier besproken stelling.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.