ECLI:NL:OGEAA:2019:269

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AUA201800134
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van commissie in verband met huurovereenkomst en verkoop van onroerend goed

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Saade, een bedrag van US$ 15.000,- aan commissie van gedaagde, vertegenwoordigd door mrs. A.A. Ruiz en C.P. Wever. De vordering was gebaseerd op een mondelinge overeenkomst van opdracht waarbij eiser bemiddelde voor gedaagde bij het aangaan van een huur- of koopovereenkomst. Er was een huurovereenkomst tot stand gekomen tussen gedaagde en een derde partij, huurder, die op 1 december 2010 inging voor de duur van een jaar. Eiser ontving commissie voor deze overeenkomst en stelde dat hij ook recht had op een verkoopcommissie, omdat de huurder het gehuurde onroerend goed op 17 december 2014 van gedaagde had gekocht.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Het Gerecht oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat er sprake was van een voortdurende huurovereenkomst tussen gedaagde en huurder na de initiële huurperiode. Gedaagde had betwist dat de huurovereenkomst was voortgezet en voerde aan dat de huurovereenkomst na één jaar was geëindigd. Eiser kon niet aantonen dat de huurovereenkomst was voortgezet, behalve door te wijzen op de inschrijving van de huurder op het adres van het gehuurde.

Uiteindelijk wees het Gerecht de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde. De uitspraak vond plaats op 15 mei 2019 en werd gedaan door mr. J. Sap, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 15 mei 2019
Behorend bij A.R. AUA201800134
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. J.A. Saade,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: mrs. A.A. Ruiz en C.P. Wever.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de aantekening dat wordt afgezien van uitlating producties.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen bestond een mondelinge overeenkomst van opdracht, waarbij [eiser] voor [gedaagde] heeft bemiddeld voor het aangaan van een huur- of een koopovereenkomst. Er is ook daadwerkelijk een huurovereenkomst tot stand gekomen tussen [gedaagde] en [huurder], ingaande 1 december 2010 voor de duur van een jaar. Voor die overeenkomst heeft [eiser] commissie ontvangen.
2.2
In de overeenkomst tussen [gedaagde] en [huurder] is opgenomen dat [eiser] ook recht heeft op een verkoopcommissie, waarbij de voorwaarde als volgt is geformuleerd:
“In the event that the sale of this condo is by lessee than the broker [naam broker] [eiser] is entitle to the normal real estate sales commission of 5% on the sale or if the same take place even six months after the lease expires”.
2.3 [
huurder] heeft sedert 3 december 2011 onafgebroken op het adres van het gehuurde ingeschreven gestaan. Op 17 december 2014 heeft zij het gehuurde van [gedaagde] gekocht.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert betaling van een bedrag van US$ 15.000,- wegens door [gedaagde] verschuldigde commissie en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de verkoop van het gehuurde plaatsvond binnen de voorwaarde zoals omschreven in overweging 2.2. van dit vonnis.
3.3 [
gedaagde] voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.4
Het gerecht zal op de standpunten van partijen, hierna waar nodig nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Partijen twisten niet over de geldigheid van de onder overweging 2.2 weergegeven voorwaarde, maar het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is geweest van een doorlopende huurovereenkomst tussen [gedaagde] en [huurder] vanaf 1 december 2010 tot de datum van de verkoop. Hierbij heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat de huurovereenkomst na één jaar is geëindigd en dat die daarna door de moeder van [huurder] is voortgezet, wat zowel door [huurder] als haar moeder schriftelijk is bevestigd. [eiser] twijfelt aan de juistheid van die verklaringen en wijst op de onafgebroken inschrijving van [huurder] op het adres van het gehuurde.
4.2 [
gedaagde] heeft er naar het oordeel van het Gerecht met juistheid op gewezen dat [eiser] dient te bewijzen dat sprake is geweest van een voortdurende huurovereenkomst tussen [gedaagde] en [huurder]. Hij heeft hierover niets anders gemotiveerd gesteld dan de inschrijving van [huurder] op hetzelfde adres. Dat is onvoldoende. Daarbij komt dat de lezing van [gedaagde] dat [huurder] niet in staat was het gehuurde langer te huren, lijkt aan te sluiten bij het gegeven dat bij de koop slechts een bedrag van US$ 30.000,- is betaald door [huurder] en dat [gedaagde] voor het restant van US$ 270.000,- een geldlening met haar is aangegaan, waarbij hem een recht van hypotheek is verleend.
4.3
Nu niet is komen vast te staan dat sprake was van een voortdurende huurovereenkomst en [eiser] tegenover de betwisting door [gedaagde] ook niet voldoende heeft gesteld om te worden toegelaten tot bewijs, wordt de vordering afgewezen. [eiser] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 15 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.