ECLI:NL:OGEAA:2019:267

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AUA201801212
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidskwestie in goederenvervoer tussen Arubaanse en Amerikaanse partijen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de bevoegdheid van de Arubaanse rechter centraal in een geschil tussen de naamloze vennootschap GIGICHA N.V., handelend onder de naam Seaview Investment, en twee gedaagden woonachtig in Florida, Verenigde Staten. Seaview vorderde betaling van een bedrag van Afl. 29.041,15, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van vermeende wanprestatie door de gedaagden in het kader van overeenkomsten van goederenvervoer. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de Arubaanse rechter onbevoegd was, omdat zij in de Verenigde Staten woonachtig zijn.

Het Gerecht oordeelde dat het wel degelijk bevoegd was om kennis te nemen van de zaak, omdat de karakteristieke prestaties van de overeenkomsten van goederenvervoer in Aruba plaatsvonden. De gedaagden hadden geen gronden aangevoerd die de onbevoegdheid van de Arubaanse rechter konden onderbouwen. Het Gerecht verwierp het verweer van de gedaagden en oordeelde dat de vordering van Seaview niet-ontvankelijk was voor zover deze gericht was tegen de tweede gedaagde, omdat deze geen partij was bij de overeenkomsten.

Uiteindelijk wees het Gerecht de vordering van Seaview af en veroordeelde Seaview in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden waren gevallen. Dit vonnis werd uitgesproken op 15 mei 2019 door rechter A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 15 mei 2019
Behorend bij A.R. no. AUA201801212
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GIGICHA N.V.,
h.o.d.n.
SEAVIEW INVESTMENT,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Seaview,
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
tegen:
[naam gedaagde 1],
hierna ook te noemen: [gedaagde 1],
en:
[naam gedaagde 2],
hierna ook te noemen: [gedaagde 2],
beiden wonende in Florida (Verenigde Staten van Amerika),
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties;
-de door Seaview genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Seaview verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
-om aan Seaview te betalen Afl. 29.041,15, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
-in de proceskosten.
2.2 [
gedaagden] voeren verweer en concluderen primair dat het Gerecht zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van en te oordelen over de onderhavige kwestie. Subsidiair concluderen [gedaagden] dat Seaview niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering voorzover gericht tegen [gedaagde 2] en dat de vordering voorzover gericht tegen [gedaagde 1] moet worden afgewezen, kosten rechtens. Meer subsidiair concluderen [gedaagden] dat ook de tegen [gedaagden] gerichte vordering moet worden afgewezen.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ter zake van de bevoegdheidskwestie verwijzen partijen beiden naar een niet in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba voorkomend artikel 95. Anders dan [gedaagden] is het Gerecht van oordeel dat het wel bevoegd is om kennis te nemen van en te oordelen over deze zaak. Het standpunt van [gedaagden] dat de Amerikaanse rechter bevoegd is omdat zij als gedaagde partijen aldaar woonachtig is niet in overeenstemming met de te dezen aan te leggen maatstaf. Van belang is het antwoord op de vraag of de onderhavige kwestie voldoende aanknoping heeft bij de Arubaanse rechtssfeer. Die vraag moet naar het oordeel van het Gerecht bevestigend worden beantwoord, mede omdat de karakteristieke prestaties van de tussen partijen gesloten overeenkomsten van goederenvervoer telkens in Aruba (in welk Land Seaview is gevestigd) hebben plaatsgevonden of moesten plaatsvinden. Het verweer van [gedaagden] op dit onderdeel wordt verworpen.
3.2
Indien en voorzover en nietigheden kleefden aan de oproepingen van [gedaagden] (daar betekend op een verkeerd adres en/of onder vermelding van een verkeerde naam) heeft te gelden dat die nietigheden zijn geheeld door het enkele verschijnen in deze zaak van [gedaagden], kennelijk naar aanleiding van de uitgebrachte oproepexploten.
3.3
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Seaview niet-ontvankelijk moet worden verklaard haar vordering voor zover gericht tegen [gedaagde 2]. Indien Seaview geen vorderingsrecht blijkt te hebben op [gedaagde 2], moet haar vordering voorzover tegen hem gericht worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagden] wordt eveneens verworpen.
3.4
De grondslag van de vordering van Seaview is een beweerdelijke wanprestatie zijdens [gedaagden] ter zake van de nakoming van hun betalingsverplichtingen voortvloeiende uit tussen partijen gesloten overeenkomsten van goederenvervoer. In dat verband hebben [gedaagden] onbestreden gesteld dat [gedaagde 2] geen partij is bij die overeenkomsten. Die daarom vaststaande stelling brengt reeds mee dat de vorderingen van Seaview voorzover gericht tegen [gedaagde 2] zullen worden afgewezen.
3.5
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden staat in elk geval het volgende vast tussen partijen (met wie vanaf hier wordt bedoeld Seaview enerzijds en [gedaagde 1] anderzijds). Gedurende de periode van 16 oktober 2015 tot 15 oktober 2017 heeft Seaview krachtens een (al dan niet telkens) daartoe tussen partijen gesloten overeenkomst van goederenvervoer goederen vervoert voor [gedaagde 1] van Amerika naar Aruba. In dat verband heeft Seaview in totaal US$ 57.261,75 (gelijk aan Afl. 100.208,06) gedeclareerd bij [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft in totaal US$ 40.666,81 (gelijk aan Afl. 71.166,91) betaald aan Seaview. Bij schrijven van 17 januari 2018 heeft Seaview [gedaagde 1] onder termijnstelling van 7 dagen gesommeerd tot betaling van onder meer het thans in hoofdsom gevorderde bedrag. Bij schrijven van 3 april 2018 heeft de gemachtigde van Seaview onder meer [gedaagde 1] onder termijnstelling van 7 dagen nogmaals gesommeerd tot betaling van onder meer het in hoofdsom gevorderde bedrag. Betaling is uitgebleven.
3.6.1
In het licht van vorenstaande heeft [gedaagde 1] onbestreden gesteld dat zij met betrekking tot alle goederen die via Seaview vanuit Amerika naar Aruba zijn vervoerd geen vrachtkosten verschuldigd is aan Seaview maar aan het in Amerika gevestigde bij partijen genoegzaam bekende vervoersbedrijf MVP. In het licht van die vaststaande stelling heeft [gedaagde 1] de verschuldigdheid van het door Seaview in hoofdsom gevorderde bedrag zoals gespecificeerd onder randnummer 23. van haar conclusie van repliek voldoende gemotiveerd bestreden. De onder die specificatie vermelde facturen vermelden alle de volgende bedragen aan vrachtkosten:
factuur 2017-1017 Afl. 8.537,59;
factuur 2017-1021 Afl. 4.182,92;
factuur 2017-1022 Afl. 1.899,41;
factuur 2017-1024 Afl. 8.563,87;
factuur 2017-1025 Afl. 0,00;
factuur 2017-1026 Afl. 0,00;
factuur 2017-1027 Afl. 0,00;
factuur 2017-1028 Afl. 0,00;
factuur 2017-1029 Afl. 0,00;
factuur 2017-1030 Afl. 0,00.
3.6.2
Aldus vordert Seaview in totaal (23.183,79 + 3.5% aan bbo + bazv =) Afl. 23.879.30 aan vrachtkosten, waarvan vast staat dat [gedaagde 1] die niet verschuldigd is aan Seaview. Dat brengt reeds mee dat de vordering van Seaview ten belope van dat bedrag zal worden afgewezen. Wat betreft het thans nog resterende bedrag ad (29.041,15 minus 23.879.30 =) Afl. 5.161.85 wordt het volgende overwogen.
3.7.1
Uit de volgende door Seaview overgelegde facturen blijkt dat zij de volgende bedragen aan vrachtkosten in rekening heeft gebracht aan [gedaagde 1], welke bedragen door [gedaagde 1] zijn betaald aan Seaview:
factuur 2015-6445 Afl. 2.215,13;
factuur 2015-6446 Afl. 1.615,51;
factuur 2015-6447 Afl. 450,36;
factuur 2015-6448 Afl. 11.435,71;
factuur 2016-1001 Afl. 476,31;
factuur 2016-1002 Afl. 520,51;
factuur 2314 Afl. 804,86.
3.7.2
Aldus heeft [gedaagde 1] in totaal (17.518,39 + 3.5% aan bbo +bazv =) Afl. 18.131,53 betaald aan Seaview aan vrachtkosten. Die betalingen, en dat standpunt van [gedaagde 1] is juist, heeft [gedaagde 1] naar het oordeel van het Gerecht onverschuldigd betaald aan Seaview.
3.8
Zo [gedaagde 1] het hiervoor onder 3.6.2 vermelde bedrag ad Afl. 5.161.85 al verschuldigd zou zijn aan Seaview, slaagt het al dan niet impliciete beroep van [gedaagde 1] op verrekening daarvan met (slechts) een deel van het door haar onverschuldigd aan Seaview betaalde bedrag.
3.9
Vorenstaande brengt mee dat de vordering van Seaview voorzover gericht tegen [gedaagde 1] eveneens zal worden afgewezen, en dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.1
Seaview zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagden], tot aan deze uitspraak begroot op 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door Seaview verzochte;
-veroordeelt Seaview in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagden], tot aan deze uitspraak begroot op 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.