ECLI:NL:OGEAA:2019:265

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
AUA201901050
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde ruimte in kort geding tussen de Coöperatieve Vereniging Caribbean Palm Village en Benima V.B.A.

In deze zaak, die op 8 mei 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde de Coöperatieve Vereniging Caribbean Palm Village (CPV) dat de naamloze vennootschap Benima V.B.A. (Benima) het gehuurde binnen 48 uur na betekening van het vonnis zou ontruimen. CPV stelde dat Benima zonder recht of titel in de gehuurde ruimte verbleef, nadat de huurovereenkomst op 28 februari 2019 was opgezegd. Benima voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van CPV.

Het Gerecht oordeelde dat er een nieuwe huurovereenkomst tot stand was gekomen, omdat Benima na het verstrijken van de oorspronkelijke huurovereenkomst in het genot van de ruimte was gebleven. CPV had op 10 januari 2019 de huurovereenkomst opgezegd, en het Gerecht oordeelde dat deze opzegging geldig was. Hierdoor verbleef Benima onrechtmatig in de ruimte, wat de vordering van CPV rechtvaardigde.

Het Gerecht wees de vorderingen van CPV toe, met inachtneming van een ontruimingstermijn van vier weken. Benima werd veroordeeld tot betaling van dwangsommen en in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders door CPV verzochte werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 8 mei 2019
Behorend bij K.G. AUA201901050
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
DE COÖPERATIEVE VERENIGING CARIBBEAN PALM VILLAGE,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: CPV,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
tegen:
de naamloze vennootschap
BENIMA V.B.A.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Benima,
gemachtigde: mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift met producties;
-de beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal worden gehouden op de terechtzitting van donderdag 18 april 2019 om 10:30 uur.
1.2
CPV is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [bestuurslid] (bestuurslid van CPV). Benima is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [naam directeur] (directeur van Benima). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen, die van Benima voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.
2. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
2.1
CPV vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
-Benima beveelt om het gehuurde binnen 48 uren na de betekening van dit vonnis aan Benima te ontruimen en ter vrije beschikking van CPV te stellen;
-bepaalt dat Benima ten behoeve van CPV een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- voor iedere dag dat Benima voormeld bevel niet opvolgt;
-CPV machtigt om bij gebreke van ontruiming die ontruiming zelf te (doen) bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm;
-Benima veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Benima voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door CPV verzochte.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van CPV bij haar vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van Benima op dit punt wordt verworpen.
3.2
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. Krachtens een daartoe tussen partijen op 30 april 2015 gesloten huurovereenkomst (hierna: de aanvankelijke huurovereenkomst) huurde Benima voor de periode van 2 jaren en 11 maanden (ofwel tot 31 december 2017) een bij partijen genoegzaam bekende aan CPV toebehorende ruimte in Caribbean Palm Village Resort (hierna en hiervoor: het gehuurde), alwaar Benima een spa exploiteerde en nog steeds exploiteert. De aanvankelijke huurovereenkomst bepaalt dat Benima op voorwaarde dat zij niet in gebreke is met enige verplichting uit die overeenkomst drie maanden voor ommekomst van die huurovereenkomst haar wil aan CPV te kennen kan geven dat zij de huur wenst te verlengen, waarna partijen de voorwaarden van de opnieuw te sluiten huurovereenkomst dienen uit te onderhandelen. Op 29 augustus 2017 heeft CPV Benima te kennen gegeven dat zij de huur niet wenst te verlengen. In weerwil daarvan hebben partijen in september 2017 onderhandeld over een nieuwe huurovereenkomst, maar dat heeft niet tot wilsovereenstemming geleid, meer in het bijzonder niet met betrekking tot hoogte van de door Benima aan CPV te betalen huur.
3.3
Nu partijen ter zake van opnieuw af te spreken huurvoorwaarden geen wilsovereenstemming hebben bereikt, volgt het Gerecht CPV in haar onbestreden stelling dat er tussen partijen op de voet van het bepaalde bij artikel 7A:1590 BW een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen waarvan de gevolgen worden geregeld door de artikelen die van toepassing zijn op een mondelinge verhuur, nu Benima na ommekomst van de aanvankelijke huurovereenkomst in het genot is gebleven en gelaten van het gehuurde. Krachtens artikel 7A:1588 BW kunnen mondeling tot stand gekomen huurovereenkomsten door opzegging worden beëindigd met inachtneming van een termijn zoals in dat artikel omschreven.
3.4
In het licht van vorenstaande heeft CPV verder onbestreden gesteld dat zij op 10 januari 2019 de tussen partijen geldende nieuwe huurovereenkomst per 28 februari 2019 heeft opgezegd. Gesteld noch is gebleken dat de door CPV in acht genomen opzegtermijn strijdig is met hetgeen artikel 7A:1588 BW dienaangaande bepaalt. Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht is sprake van een geldige huuropzegging, die met zich brengt dat Benima vanaf 1 maart 2019 zonder recht of titel in de voorheen van CPV gehuurde ruimte verblijft. Benima handelt in die zin onrechtmatig jegens CPV.
3.5
Vorenstaande brengt mee dat in een bodemprocedure deze kwestie betreffende te verwachten valt dat de ontruimingsvordering van CPV zal worden toegewezen. De thans door CPV verzochte voorziening zal daarom worden toegewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. De door CPV verzochte machtiging zal worden afgewezen, nu gedwongen ontruiming het exclusieve terrein van de deurwaarder betreft, die zo nodig de hulp van de sterke arm kan inroepen. Redelijkheid en billijkheid brengen mee dat aan Benima een ontruimingstermijn van vier weken zal worden gegund. Dwangsommen zullen gemaximeerd aan Benima worden opgelegd.
3.6
Ook afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van Benima bij afwijzing van het door CPV verzochte ten opzichte van de belangen van CPV bij toewijzing daarvan. Dit temeer omdat CPV niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld dat haar leden niet langer een spa wensen in de voorheen door Benima gehuurde ruimte maar in de plaats daarvan een mini-market. Daar komt bij dat CPV voorts onbestreden heeft gesteld dat de huur die Benima thans betaalt ver beneden de marktwaarde is en veel minder is dan wordt betaald voor soortgelijke ruimtes in andere resorts, terwijl gesteld noch is gebleken dat Benima bereid is om wel een marktconforme prijs te betalen voor bedoelde aan CPV toebehorende ruimte.
3.7
Benima zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van CPV, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 230,65 =) Afl. 680,65 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt Benima om de voorheen van CPV gehuurde ruimte binnen vier weken na de betekening van dit vonnis aan Benima te ontruimen en ter vrije beschikking van CPV te stellen;
-bepaalt dat Benima ten behoeve van CPV een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- voor iedere dag dat Benima voormeld bevel niet opvolgt, met dien verstande dat Benima te dezen vooralsnog maximaal Afl. 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt Benima in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van CPV, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 680,65 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door CPV verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.