Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift, ingediend op 23 oktober 2018,
- de mondelinge behandeling ter zitting van 19 maart 2019, waar zijn verschenen mr. M. Ras, namens de verzoeker, de vader in persoon en de moeder in persoon.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de Voogdijraad om de vader te veroordelen tot het betalen van kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind. De procedure startte met een verzoekschrift dat op 23 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 maart 2019. De minderjarige is geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, die beiden in persoon ter zitting verschenen. De vader wordt vertegenwoordigd door de Voogdijraad, terwijl de moeder als belanghebbende wordt aangeduid.
De vader wordt verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- te betalen, te beginnen op 1 november 2018. De kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige zijn vastgesteld op Afl. 800,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de draagkracht van beide ouders. De moeder heeft een netto-maandloon van Afl. 2.110,- en na aftrek van haar vaste lasten houdt zij Afl. 1.000,- over. De vader heeft een gemiddeld netto-maandloon van Afl. 3.000,-, maar zijn vaste lasten bedragen Afl. 2.005,-, waardoor hij Afl. 995,- overhoudt.
Het gerecht oordeelt dat de door de vader te betalen bijdrage van Afl. 400,- per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven, gezien de behoeften van de minderjarige en de draagkracht van de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 7 mei 2019 door rechter N.K. Engelbrecht, in aanwezigheid van de griffier.