ECLI:NL:OGEAA:2019:250

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
AUA201803366
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie en beoordeling van draagkracht van ouders in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de Voogdijraad om de vader te veroordelen tot het betalen van kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind. De procedure startte met een verzoekschrift dat op 23 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 maart 2019. De minderjarige is geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, die beiden in persoon ter zitting verschenen. De vader wordt vertegenwoordigd door de Voogdijraad, terwijl de moeder als belanghebbende wordt aangeduid.

De vader wordt verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- te betalen, te beginnen op 1 november 2018. De kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige zijn vastgesteld op Afl. 800,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de draagkracht van beide ouders. De moeder heeft een netto-maandloon van Afl. 2.110,- en na aftrek van haar vaste lasten houdt zij Afl. 1.000,- over. De vader heeft een gemiddeld netto-maandloon van Afl. 3.000,-, maar zijn vaste lasten bedragen Afl. 2.005,-, waardoor hij Afl. 995,- overhoudt.

Het gerecht oordeelt dat de door de vader te betalen bijdrage van Afl. 400,- per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven, gezien de behoeften van de minderjarige en de draagkracht van de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 7 mei 2019 door rechter N.K. Engelbrecht, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 7 mei 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803366
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en:
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
in persoon.
Belanghebbende:
[naam moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 23 oktober 2018,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 19 maart 2019, waar zijn verschenen mr. M. Ras, namens de verzoeker, de vader in persoon en de moeder in persoon.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] in Aruba geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.Zij is erkend door de vader.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 november 2018 een bedrag van Afl. 400,- per maand te betalen. Daartoe wordt gesteld dat de kosten van de minderjarige maandelijks Afl. 808,- bedragen en dat de vader voldoende draagkrachtig is.
4.DE BEOORDELING
4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie. Uitgangspunt hierbij is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zijn begrepen de kosten van medische zorg bij het Wit Gele Kruis, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de post “crèche” ad Afl. 350,- per maand nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
4.3.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 800,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld (afgerond) netto-maandloon heeft van Afl. 2.110,-.
4.4.2
De moeder heeft wat betreft haar vaste lasten een bedrag van Afl. 1.100,-, inclusief een bijdrage in het huishouden ad Afl. 600,- per maand, opgevoerd. Nu dit bedrag lager is dan het forfaitair bedrag voor het eigen levensonderhoud waarmee het gerecht rekening placht te houden, zullen de totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder worden vastgesteld op Afl. 1.100,-.
4.4.3
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van Afl. 1.000,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij tot en met november 2018 (bij de werkgever GANB Global) een gemiddeld netto-maandloon had van Afl. 3.047,50. Uit de salarisstroken van januari en februari 2019 volgt dat hij bij de werkgever ACT Air Conditioning & Electrical Services veel minder uren per maand heeft gewerkt (64 uur in januari en 80 uur in februari) tegen een inkomen van Afl. 689,15 in januari en Afl. 909,75 in februari. Van de vader mag evenwel, gelet op zijn onderhoudsverplichting jegens de minderjarige, wel verwacht worden dat hij zich volledig inspant om zijn werkuren uit te breiden en niet is gebleken dat hij dit heeft gedaan. Het gerecht zal daarom uitgaan van een inkomen c.q. verdiencapaciteit van de vader van Afl. 3.000,- per maand.
4.5.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.000,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Hierbij is tevens in aanmerking genomen dat de vader samenwoont met zijn echtgenote, die tevens inkomen uit arbeid geniet, en dat verwacht mag worden dat zij samen de huishoudkosten delen. Het gerecht zal verder rekening houden met de posten “lening Island Finance” ad Afl. 505,- en “bijdrage huishouden” ad Afl. 400, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. Verder heeft de vader aangevoerd dat hij met zijn echtgenote een kind heeft en dat hij ten behoeve van dat kind een bedrag van Afl. 100,- aan crèche betaalt.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.005,-.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van Afl. 995,-, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.6
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarige acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 400,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 december 2018, omdat de vader vanaf dat moment geacht kan worden kennis te dragen van onderhavig verzoek.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [naam vader] in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba, op Afl. 400,- per maand, met ingang van 1 december 2018, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 7 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.