In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 7 mei 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen een moeder en een vader. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die was vastgesteld op Afl. 300,- per kind per maand, naar Afl. 600,- per kind per maand, ingaande op 12 september 2018. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een verweerschrift ingediend, maar het gerecht heeft geoordeeld dat zijn verzoek niet voldoende samenhang vertoonde met het oorspronkelijke verzoek van de moeder.
De moeder voerde aan dat haar leefomstandigheden waren veranderd, omdat zij hertrouwd was en de kosten voor de verzorging van de minderjarigen waren gestegen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de behoefte van de minderjarigen, die in de leeftijd van 13 en 11 jaar zijn, gemiddeld Afl. 800,- per kind per maand bedraagt. De draagkracht van de moeder is vastgesteld op Afl. 120,- per maand, terwijl de draagkracht van de vader op Afl. 4.825,- per maand is vastgesteld. Gezien de financiële situatie van beide ouders heeft het gerecht geoordeeld dat de door de vader te betalen bijdrage van Afl. 600,- per kind per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven.
Daarnaast heeft het gerecht geoordeeld dat de vader ook moet bijdragen in de beugelskosten van de minderjarigen, wat niet betwist was door de vader. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vader onmiddellijk moet voldoen aan de alimentatieverplichting, ondanks eventuele hoger beroep procedures.