ECLI:NL:OGEAA:2019:249

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
AUA201802860
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en bijdrage in beugelskosten in alimentatiezaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 7 mei 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen een moeder en een vader. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die was vastgesteld op Afl. 300,- per kind per maand, naar Afl. 600,- per kind per maand, ingaande op 12 september 2018. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een verweerschrift ingediend, maar het gerecht heeft geoordeeld dat zijn verzoek niet voldoende samenhang vertoonde met het oorspronkelijke verzoek van de moeder.

De moeder voerde aan dat haar leefomstandigheden waren veranderd, omdat zij hertrouwd was en de kosten voor de verzorging van de minderjarigen waren gestegen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de behoefte van de minderjarigen, die in de leeftijd van 13 en 11 jaar zijn, gemiddeld Afl. 800,- per kind per maand bedraagt. De draagkracht van de moeder is vastgesteld op Afl. 120,- per maand, terwijl de draagkracht van de vader op Afl. 4.825,- per maand is vastgesteld. Gezien de financiële situatie van beide ouders heeft het gerecht geoordeeld dat de door de vader te betalen bijdrage van Afl. 600,- per kind per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven.

Daarnaast heeft het gerecht geoordeeld dat de vader ook moet bijdragen in de beugelskosten van de minderjarigen, wat niet betwist was door de vader. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vader onmiddellijk moet voldoen aan de alimentatieverplichting, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Beschikking van 7 mei 2019
behorend bij EJ nr. AUA201802860
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 12 september 2018;
  • de producties zijdens de vader, ingediend op 6 december 2018,
  • het verweerschrift tevens houdende tegenverzoek, ingediend op 10 december 2018 december 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 11 december 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder en de man in persoon en bijgestaan door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen de man en de moeder zijn de thans nog minderjarigen [minderjarige1], op 16 april 2004 in Aruba geboren en [minderjarige2], op 22 maart 2006 in Aruba geboren (hierna: de minderjarigen).
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 20 september 2006 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen aan de partijen gezamenlijk zal toekomen.
2.3
Bij beschikking van dit gerecht van 13 december 2007 (behorend bij EJ nr. 3295 van 2007) is bepaald dat de man met Afl. 300,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van bovengenoemde beschikking van 13 december 2007 in die zin dat het door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verhoogd tot Afl. 600,- per kind per maand ingaande 12 september 2018. Voorts wordt verzocht om de vader te veroordelen tot betaling van de helft van de beugelskosten van de minderjarigen.
3.2
De vrouw voert daartoe - samengevat - aan dat de leefomstandigheden zijn veranderd. Zij is inmiddels hertrouwd en uit dat huwelijk zijn twee andere nog minderjarige kinderen geboren. Voorts zijn de minderjarige kinderen van partijen ouder geworden en hun kosten zijn gestegen.

4.DE BEOORDELING

4.1
De man heeft een verweerschrift ingediend inhoudende een zelfstandig verzoek. Dit verzoek heeft echter geen betrekking c.q. voldoende samenhang met het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek, zodat het gerecht gelet op artikel 429h lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorddering in deze procedure aan dit verzoek zal voorbijgaan.
4.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.3
De zijdens de moeder aangevoerde feiten kunnen aangemerkt worden als rechtens relevante wijziging van omstandigheden.
4.4
De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken.
De behoefte van de minderjarigen
4.5
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen, die niet op Colegio Arubano zitten, gemiddeld Afl. 650,- per maand bedragen. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van de verzorging en opvoeding van een minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de noodzakelijke schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie en persoonlijke verzorging, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarigen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang). In dit geval is gebleken van dergelijke uitgaven. Het gerecht zal rekening houden met de zijdens de moeder opgegeven kosten voor naschoolsche opvang ad Afl. 150,- per kind per maand. De overige posten die de moeder heeft aangevoerd zullen buiten beschouwing worden gelaten nu deze betwiste posten niet met stukken onderbouwd zijn en de noodzaak van deze posten ook niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt.
4.6
Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarigen worden vastgesteld op Afl. 800,- per kind per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
Inkomen moeder
4.7
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.631,- (inclusief kindertoelage). De moeder is ambtenaar en ontvangt als zodanig jaarlijks vakantie-uitkering (Afl. 3.070,-), bashi-premie (Afl. 1.500), reparatiepremie (Afl. 1.485,-) en gelijk bedrag (Afl. 1.500). Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld (= Afl. 2.631,- plus Afl. 630,- =) Afl. 3.261,-. De man heeft weliswaar aangevoerd dat de moeder meer inkomsten heeft. Deze gemotiveerd betwiste stelling is echter niet aannemelijk geworden.
Draagkracht moeder
4.8
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder gaat het gerecht ervan uit dat zij, exclusief de kosten van huur, een bedrag van minmaal Afl. Afl. 700,- nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het gerecht gaat daarbij ervan uit dat haar echtgenoot dient bij te dragen in de kosten van de huishouding (zoals electra, water, telefoon). In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik.
Het gerecht zal verder rekening houden met de navolgende niet betwiste posten: hypotheeklening ad Afl. 787,50 (zijnde de helft van het aflossingsbedrag nu echtgenoot moet bijdragen), Autolening Aruba Bank ad Afl. 710,-, Verzekeringen totaal ad Afl. 493,93. Verder wordt ook rekening gehouden met de bijdrage van de moeder in de kosten van levensonderhoud van haar twee andere kinderen ad Afl. 900,- : 2 = Afl. 450,- (de vader van die kinderen dient ook bij te dragen in die kosten).
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.141,-. De moeder houdt maandelijks over een bedrag van (Afl. 3.261,- minus Afl. 3.141,- =) Afl. 120,-.
Inkomen man
4.9
De man heeft onbetwist aangevoerd dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 5.475,41 als ambtenaar bij het Korps Politie Aruba. Verder heeft de man ter zitting aangevoerd dat hij maandelijks gemiddeld Afl. 600,- aan extra inkomsten ontvangt met het verhuren van “Dino Jumps”. De moeder heeft weliswaar aangevoerd dat de man meer inkomsten heeft. Deze gemotiveerd betwiste stelling is echter niet aannemelijk geworden. De totaal maandelijkse inkomsten van de man bedraagt afgerond Afl. 6.075,-.
Draagkracht man
4.1
Bij de vaststelling van de draagkracht van de man gaat het gerecht er vanuit dat hij, exclusief de kosten van huur, een bedrag van minimaal Afl. 1.400,= per maand nodig heeft om in zijn eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik. Het gerecht zal verder rekening houden met de met stukken onderbouwde post “huur” ad Afl. 1.250,-. De aflossing voor wat betreft de lening bij de Volkskredietbank (nr. 7142288) wordt gelet op de salarisslips reeds afgetrokken van het inkomen van de man, zodat deze post buiten beschouwing wordt gelaten. Met de overige zijdens de man aangevoerde posten zal het gerecht ook geen rekening houden, nu deze posten gemotiveerd zijn betwist en niet voldoende met stukken zijn onderbouwd.
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de man bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.650,-. De man houdt maandelijks over een bedrag van (Afl. 6.075,- minus Afl. 2.650,- =) Afl. 4.825,-.
4.11
Gelet op de draagkracht van partijen en de wijze waarop het inkomen van de man zich tot dat van de moeder verhoudt, en op alle overige omstandigheden van dit geval, acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 600,- per kind per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De man wordt in staat geacht tot betaling van voornoemde bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, die aan die bijdrage behoefte hebben.
Het gerecht zal de door de man ten behoeve van de minderjarigen te betalen onderhoudsbijdrage bepalen op Afl. 600,- per kind per maand. De ingangsdatum van de alimentatieverplichting zal worden bepaald op 1 december 2018, zijnde de datum waarop de man in ieder geval op de hoogte moet zijn geweest met de inhoud van het verzoek van de moeder en rekening moest houden met toewijzing van het verzoek.
4.12
De man heeft het verzoek om met de helft bij te dragen in de beugelskosten van de minderjarigen niet betwist, zodat dit verzoek ook zal worden toegewezen.
4.13
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 13 december 2007 (EJ nr. 3295 van 2007) in dier voege dat de bijdrage van [verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige1], geboren op 16 april 2004 in Aruba, en [minderjarige2], geboren op 22 maart 2006 in Aruba, wordt bepaald op een bedrag van Afl. 600,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen aan de moeder vanaf 1 december 2018,
bepaalt dat de man met de helft zal bijdragen in de “beugelskosten” van de minderjarigen,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst af het anders of meer verzochte,
Aldus gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 7 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.