ECLI:NL:OGEAA:2019:246

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
AUA201802428
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tegen de vader van drie minderjarige kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 augustus 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandelingen op 6 november 2018 en 29 januari 2019 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, vertegenwoordigd door de Voogdijraad. De minderjarigen zijn erkend door de vader en zijn geboren in respectievelijk 2003, 2005 en 2006.

Het verzoek van de Voogdijraad was gericht op het veroordelen van de vader tot het betalen van Afl. 200,- per kind per maand voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, met ingang van 1 augustus 2018. De vader heeft echter verklaard dat hij bereid is Afl. 125,- per kind per maand te betalen, wat in totaal Afl. 375,- per maand zou zijn. Het gerecht heeft de verplichtingen van beide ouders beoordeeld op basis van hun draagkracht en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

De moeder heeft de kosten voor de verzorging van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 525,41, Afl. 510,- en Afl. 446,66 per maand voor respectievelijk de drie kinderen. De vader's draagkracht is vastgesteld op Afl. 1.925,- netto per maand, met noodzakelijke lasten van ongeveer Afl. 1.767,-. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de vader in staat is om Afl. 125,- per kind per maand te betalen, wat in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. De beschikking is gegeven op 30 april 2019, waarbij de bijdrage met ingang van heden is vastgesteld en uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 30 april 2019
behorend bij EJ nr. AUA201802428
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en:
[vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
procederend in persoon,
Belanghebbende:
[moeder], hierna: de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 7 augustus 2018,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 6 november 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw mr. [X],
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 29 januari 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw mr. [X].
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit de relatie tussen de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2003 in Aruba geboren [minderjarige sub 1], op [geboortedatum] 2005 in Aruba geboren [minderjarige sub 2] en op [geboortedatum] 2006 in Aruba geboren [minderjarige sub 3] (hierna: de minderjarigen). Zij zijn erkend door de vader.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 augustus 2018 een bedrag van Afl. 200,- per kind per maand te betalen. Daartoe wordt gesteld dat de vader voldoende draagkrachtig is.
3.2
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij bereid en in staat is om met een bedrag van Afl. 125,- per kind per maand (totaal Afl. 250,- per maand) bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3
De moeder heeft de kosten van de minderjarigen bepaald op Afl. 525,41 per maand ten behoeve van de minderjarige [minderjarige sub 1], Afl. 510,- per maand ten behoeve van de minderjarige [minderjarige sub 2] en Afl. 446,66 per maand ten behoeve van de minderjarige [minderjarige sub 3]. De vader heeft deze kosten niet weersproken, zodat het gerecht uit zal gaan van deze bedragen voor wat betreft de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Ter zitting heeft de moeder onweersproken gesteld dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van ongeveer Afl. 1.900,-.
4.4.2
Wat betreft de maandelijkse vaste lasten van de moeder gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.200,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik. Het gerecht heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat de moeder samenwoont met een partner die over inkomen beschikt en ook dient bij te dragen terzake de woonlasten.
4.4.3
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van ca Afl. 700,-, waarmee zij aan haar verplichting tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van afgerond Afl. 1.925,-.
4.5.2
De vader heeft aangevoerd dat hij een bedrag van Afl. 450,- nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud (benzine en levensmiddelen) te voorzien. Het gerecht zal verder rekening houden met de posten: “huur” ad Afl. 475,-, “Banco di Caribe” ad Afl. 314,-, “Island Finance” ad Afl. 249,90 en “Crown” ad Afl. 278,96, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. Het gerecht zal ook rekening houden met het feit dat de vader samenwoont met een partner die werkloos is. Zij hebben drie minderjarige kinderen die zij moeten onderhouden.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.767,-. Hierbij is geen rekening gehouden met de kosten van autogebruik, electra, water, kleding etc.
4.6
Het gerecht acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de draagkracht van de vader de Afl. 125,- per kind per maand - die hij bereid is te betalen aan kinderalimentatie - niet te boven gaat. Deze kinderbijdrage acht het gerecht thans in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De vader wordt in staat geacht tot betaling van voornoemde bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, die aan die bijdrage behoefte hebben. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op heden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [minderjarige sub 3] in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2003 in Aruba, [minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2005 in Aruba en [minderjarige sub 3], geboren op [geboortedatum] 2006 in Aruba geboren, op Afl. 125,- per kind maand, met ingang van heden, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van 30 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.