ECLI:NL:OGEAA:2019:243

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
145 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in Arubaanse strafzaak wegens onvoldoende bewijs voor medeplegen van moord en vuurwapenbezit

In de Arubaanse strafzaak tegen de verdachte, die op 12 april 2019 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van moord en doodslag, evenals van vuurwapenbezit. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 18 augustus 2018, waarbij de verdachte aanwezig was in een auto van waaruit geschoten werd. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte tot achttien jaar gevangenisstraf zou worden veroordeeld, maar het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.

Tijdens de zitting op 22 maart 2019 werd vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij in de auto zat en op de hoogte was van de aanwezigheid van een vuurwapen, niet voldoende had bijgedragen aan de uitvoering van de strafbare feiten. De verklaringen van medeverdachten gaven aan dat de verdachte niet actief betrokken was bij het besluit om te schieten en dat zijn aanwezigheid in de auto niet volstond om te concluderen dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de uitvoering van het delict en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de vordering van de officier van justitie om de verdachte te gevangennemen afgewezen, en het Gerecht verklaarde zich niet in staat om te beslissen over de in beslag genomen voorwerpen, aangezien er geen veroordeling was en de verdachte niet gerechtigd was om deze voorwerpen te bezitten. Het vonnis werd uitgesproken door rechter M. Schoemaker, bijgestaan door griffier L.H. Hoogenbergen, en is openbaar gemaakt op 12 april 2019.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/08674
Zaaknummer: 145 van 2019
Uitspraak: 12 april 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteland],
wonende in Aruba, [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.R. Heinze, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen en de gevangenneming van de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:
1. dat hij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 2:262 jo artikel 1:123, althans artikel 2:259 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba openlijk op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de Avenida Alo Tromp, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het met een pistool, in elk geval een vuurwapen, afvuren van een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1];
2. dat hij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262 jo artikel 1:119 jo artikel 1:123, althans artikel 2:259 jo artikel 1:119 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba openlijk op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de Avenida Alo Tromp, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (of meer) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het met een pistool, in elke geval een vuurwapen, afvuren van een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5];
3. dat hij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool en/of een (of meer) (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feiten 1, 2 en 3
Het Gerecht is van oordeel dat voor de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3 onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
In de nacht van 18 augustus 2018 is op een auto waarin medeverdachte [medeverdachte 1] op dat moment reed geschoten. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat degene die had geschoten een zekere Pompolonchi was, die lid is van de bende van Rancho en dat zij dit aan de anderen heeft verteld. De verdachte is later die nacht met de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] gestapt en zij zijn gaan rondrijden. Zij gingen ervan uit dat medeverdachte [medeverdachte 1] eerder in de nacht werd beschoten door die Pompelonchi, doordat medeverdachte [medeverdachte 1] dit had verteld, en tevens wisten zij dat er een vuurwapen in de auto aanwezig was. Op een gegeven moment is medeverdachte [medeverdachte 2], de bestuurder van de auto, naar Rancho gereden. Daar werd een groep personen buiten een huis in de Ranchostraat gezien, waarna werd besloten om nog een keer langs te rijden. Medeverdachte [medeverdachte 3] en de verdachte hebben beiden verklaard dat, toen de auto voor de tweede maal ter hoogte van de Ranchostraat aankwam, medeverdachte [medeverdachte 4] zijn vuurwapen aan medeverdachte [medeverdachte 3] overhandigde, waarna deze [medeverdachte 3] aan iedereen in de auto vroeg of zij moest schieten. Aan de hand van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] en de verdachte kan worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 3] tweemaal aan de groep vroeg of zij moest schieten, waarna de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] tweemaal bevestigend hebben geantwoord. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij door de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 4]en [medeverdachte 1] werd opgehitst. Het Gerecht ziet geen redenen om te twijfelen aan deze verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] en de verdachte. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 3] drie schoten op de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] afgevuurd, waarbij slachtoffer [slachtoffer 1], zo bleek achteraf, werd geraakt. Na het schieten is medeverdachte [medeverdachte 2], met de andere medeverdachten en de verdachte in de auto hard weggereden.
De officier van justitie acht medeplegen bij zowel de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] als de verdachte bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij allemaal wisten dat medeverdachte [medeverdachte 1] eerder die nacht werd beschoten. Ze zijn in de auto gestapt, ze wisten dat er een vuurwapen in de auto was en zijn naar Rancho gereden. Ze zijn nog een keer teruggekeerd en toen werd medeverdachte [medeverdachte 3] opgehitst om te schieten. Zij werd beantwoord dat zij moest schieten. Na het schieten zijn de verdachten gezamenlijk weggereden. Er is sprake geweest van een gezamenlijk plan of besluit. De verdachten hebben vanaf het begin tot het einde gezamenlijk gehandeld, waarbij sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking.
De verdachte heeft ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad bij de ten laste gelegde feiten.
Voor medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 1:123, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen of hulpmiddelen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Het gerecht is anders dan de officier van justitie van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte een voldoende substantiële en actieve bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde feiten. De vast te stellen omstandigheden dat de verdachte in de auto van waaruit is geschoten aanwezig was, dat hij wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] eerder op de avond werd beschoten door - zo had medeverdachte [medeverdachte 1] verteld - iemand van de Rancho gang en dat er een vuurwapen aanwezig was, alsmede de omstandigheid dat hij zich niet heeft gedistantieerd van de groep na het schietincident duiden niet zonder meer op een nauwe en bewuste samenwerking. Dat de verdachte van tevoren betrokken is geweest bij enig plan of voornemen om te gaan schieten is niet komen vast te staan. De enkele wetenschap bij de verdachte dat medeverdachte [medeverdachte 1] eerder die avond werd beschoten door iemand van de bende van Rancho gevolgd door het instappen en plaatsnemen in de auto, terwijl hij wist dat er een vuurwapen aanwezig was, is daarvoor niet voldoende. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 3] bevestigd dat de verdachte voorin als bijrijder in de auto zat en zich niet op enigerlei wijze heeft bemoeid met de vraag dan wel het besluit om te gaan schieten, dit terwijl blijkens deze medeverdachte de andere medeverdachten die in de auto zaten haar wel hadden opgehitst dan wel aangemoedigd om te gaan schieten. Dat de verdachte enige beschikkingsmacht over het vuurwapen heeft gehad volgt evenmin uit het dossier. Nu het dossier ook geen verdere aanknopingspunten bevat waaruit ten aanzien van de verdachte medeplegen kan worden afgeleid, zal de verdachte worden vrijgesproken.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken, zal de vordering van de officier van justitie om de gevangenneming van de verdachte te bevelen worden afgewezen.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Niet in staat te beslissen
Het Gerecht acht zich niet in staat te beslissen omtrent de in de zaak van de verdachte in beslag genomen voorwerpen (luchtdrukpistool, de patroon, de patroonhouder en de marihuanaplanten).
Artikel 397, eerste lid, van het van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (hierna: Sv) bepaalt dat het Gerecht de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen gelast voor zover deze niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer, tenzij het Gerecht verklaart tot het afgeven van een zodanige last niet in staat te zijn.
Het Gerecht overweegt dat daarvan in dit geval sprake is.
Er is geen sprake van een veroordeling wegens een strafbaar feit, terwijl evenmin een strafbaar feit kan worden vastgesteld. Daarom kunnen de desbetreffende voorwerpen niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Aangezien de verdachte niet gerechtigd is om de voorwerpen voorhanden te hebben, zou teruggave daarvan een strafbaar feit opleveren. Gelet daarop zal het Gerecht op dit punt geen beslissing nemen en verklaren dat het tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
wijst af het door de officier van justitie verzochte bevel tot gevangenneming van de verdachte;
verklaart ten aanzien van de in beslag genomen goederen, die niet voor verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn, dat het Gerecht tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 12 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Arubaanse strafzaak. Verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen moord c.q. doodslag van verschillende slachtoffers en vuurwapenbezit. Het zitten in een auto van waaruit werd beschoten, de wetenschap van de aanwezigheid van een vuurwapen en het zich niet distantiëren van de groep duidt niet op een nauwe en bewuste samenwerking en is dus onvoldoende voor medeplegen van de tenlastegelegde feiten.