ECLI:NL:OGEAA:2019:226

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
134 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met vrijspraak van poging doodslag

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 april 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, eiste. De zaak werd behandeld tijdens een openbare terechtzitting op 28 maart 2019, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De benadeelde partij, [benadeelde partij], voegde zich in het proces met een vordering tot schadevergoeding.

De tenlastelegging betrof een incident op 14 april 2018, waarbij de verdachte de aangever met geschoeide voet tegen het hoofd zou hebben geschopt en geslagen, terwijl de aangever op de grond lag. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van de aangever, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van poging doodslag. Echter, het Gerecht achtte wel bewezen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling.

De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot betaling van Afl. 7.657,50, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het Gerecht overwoog dat de verdachte door zijn handelen op grove wijze inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever, wat grote impact had op zowel het slachtoffer als de omstanders.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/04107
Zaaknummer: 134 van 2019
Uitspraak: 18 april 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [adres]
.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair, impliciet primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met geschoeide voet (met kracht) voornoemde (op de grond zittende/liggende) [benadeelde partij] tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of meermalen (tegen zijn hoofd) heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Aruba opzettelijk mishandelend [benadeelde partij] opzettelijk met geschoeide voet (met kracht) voornoemde (op de grond zittende/liggende) [benadeelde partij] tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of (meermalen) (tegen zijn hoofd/gezicht) heeft geslagen en/of gestompt waardoor die [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het onder primair impliciet primair ten laste gelegde
Het Gerecht is van oordeel dat de verdachte van de primair, impliciet primair tenlastegelegde poging doodslag dient te worden vrijgesproken.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijk zin, had op de dood van aangever. De verdachte heeft aangever een stomp tegen het hoofd gegeven. Deze geweldpleging is niet van een zodanige aard dat de aanzienlijke kans bestond dat het slachtoffer daaraan had kunnen overlijden. Dit geldt ook voor het eenmalig schoppen tegen het hoofd van aangever. Hieruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat een gerede kans bestond dat aangever hieraan had kunnen overlijden.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair, impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op ofomstreeks 14 april 2018 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij]
van het leven te beroven, althanszwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met geschoeide voet
(met kracht)voornoemde
(op de grond zittende/liggende)[benadeelde partij]tegen zijn hoofd,
althans zijn lichaamheeft
getrapt en/ofgeschopt en
/of meermalen (tegen zijn hoofd
)heeft geslagen
en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
* De verklaring van de verdachte, op 28 maart 2019 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik heb de aangever geschopt en met mijn vuist geslagen. U toont mij de videobeelden van “[naam Cafe] ” van de nacht van zaterdag 14 april 2018 op zondag 15 april 2018. Op deze videobeelden is inderdaad te zien dat ik hem heb geschopt en met mijn vuist heb geslagen.
*Bijlage 1
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] , hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever [benadeelde partij] , -zakelijk weergegeven-:
Afgelopen zaterdag (GEA: 14 april 2018) ging ik naar de nachtclub genaamd “[naam Cafe] ”. Wij bleven daar tot de sluitingstijd van bedoelde nachtclub, zijn de omstreeks 03:00 uur. Een voor mij onbekende man van achter had mij geduwd en ik viel over de bloemenplanten op de grond. Vervolgens begon bedoelde onbekende man met zijn gebalde vuist tegen mijn hoofd te slaan. Tevens had hij mij tegen mijn gezicht geschopt. Ik bleef bewusteloos op de grond liggen. Momenteel heb ik veel pijn aan mijn gezicht en in mijn kaken. Ik heb een bloeduitstorting binnen aan de rechterzijde in mijn hoofd opgelopen. Beide ogen zijn bont en blauw. De dienstdoende arts had mij aan de rechterzijde van mijn hoofd een snijwond gehecht.
*Bijlage 7
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] , hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [getuige] , -zakelijk weergegeven-:
Ik bekleed de functie van uitsmijter bij de nachtclub genaamd “[naam Cafe] ”. Ik bevond mij buiten de ingang van bedoelde club. Ten oosten voor het restaurant Papillon stond een groep van ongeveer tien mannen. In bedoelde groep stond een bekende van mij genaamd [verdachte] . Op een gegeven moment zag ik een onbekende jongen afkomstig uit Nederland, midden tussen bovengenoemde groep staan. Vervolgens ging bedoelde Nederlandse jongen achteruit, raakte tegen een bloempotje en viel daarna op de grond. Direct hierna had [verdachte] hem met één van zijn voeten tegen zijn hoofd geschopt. Kort daarna had hij weer met één van zijn gebalde vuisten tegen zijn gezicht geslagen. Vervolgens bleef bedoelde jongen bewusteloos op de grond liggen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder primair ten laste gelegde poging zware mishandeling. De raadsman stelt dat slechts sprake kan zijn van mishandeling, nu de verdachte de aangever een schop tegen zijn schouder en een klap in het gezicht heeft gegeven. Volgens de raadsman ontbreekt het opzet op zware mishandeling.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte de aangever met geschoeide voet tegen zijn hoofd heeft geschopt en hem vervolgens een vuistslag in het gezicht heeft toegediend, terwijl de aangever op de grond lag. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, waarin zich vitale onderdelen bevinden. Door aldus te handelen, wordt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat die persoon hierdoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
Het Gerecht acht derhalve bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om de aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvolging, omdat er sprake was van noodweer c.q. noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte dacht dat de aangever een voorwerp uit de plantenbak wilde pakken en hem daarmee wilde mishandelen. De verdachte heeft vervolgens ter verdediging van zijn eigen lijf de aangever geschopt en met een gebalde vuist geslagen.
Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft de verdachte de aangever tegen het hoofd geschopt en met een vuist gestompt toen de aangever op de grond lag. In een dusdanige situatie is geen sprake van een onmiddellijk dreigend gevaar voor de verdachte. Gelet op het vorenstaande was er naar het oordeel van het Gerecht geen sprake van een situatie waarin verdedigend handelen door verdachte was geboden. Aldus wordt het beroep op noodweer verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door de aangever tegen zijn hoofd te schoppen en slaan. De aangever raakte hierna bewusteloos. Door deze handelswijze heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Het is bovendien algemeen bekend dat dergelijke gewelddadige gebeurtenissen grote impact hebben op slachtoffers.
Ook de vele omstanders – het incident vond plaats te midden van het uitgaansleven in een toeristisch gebied – zijn ongevraagd geconfronteerd met dit geweld.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het Gerecht heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het Gerecht houdt ook rekening met het feit dat de verdachte aan het begin van zijn volwassen leven staat en hetgeen is voorgevallen en de consequenties daarvan ook een grote impact op verdachtes leven hebben.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Het Gerecht acht voorts een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ad. Afl. 11.566,46, bestaande uit Afl. 6.528,46 aan materiele schade en Afl. 5.038,00 aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het oordeel van het Gerecht
Materiële schade
Het Gerecht overweegt ten aanzien van de gevorderde materiele schade het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gevorderd wordt ad Afl. 11.566,46. Daarvan heeft Afl. 2.619,50 betrekking op reiskosten en Afl. 3.908,96 heeft betrekking op kosten voor rechtsbijstand.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten van rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in art. 380, tweede lid, Sv voorziene maatregel. Indien een benadeelde partij dergelijke proceskosten als onderdeel van de schade vordert, dient hij in zoverre in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Door een benadeelde partij gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten waaromtrent de rechter een afzonderlijke in dit vonnis opgenomen beslissing dient te geven.
Het Gerecht zal de reiskosten tot het volledig gevorderde bedrag Afl. 2.619,50, toewijzen. Deze schade is voldoende aannemelijk en niet weersproken door de verdediging. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Immateriële schade
Verder is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op Afl. 5.038,-.
Schadevergoedingsmaatregel
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Proceskosten
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op een bedrag van Afl. 3.908,96.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:45, 1:46, 1:62 en 1:78 van Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair, impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair, impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vijfenzeventig (75) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
vijftig (50) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
twee (2) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
tweehonderd (200) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
honderd (100) dagen hechtenis;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van ad. Afl. 7.657,50 (zegge: zevenduizendzeshonderdzevenenvijftig gulden en vijftig centen), bestaande uit Afl. 2.619,50 (zegge: tweeduizendzeshonderdnegentien gulden en vijftig centen) aan materiele schade en Afl. 5.038,00 (zegge: vijfduizendachtendertig gulden) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op Afl. 3.908,96 (zegge: drieduizend negenhonderdacht gulden).
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van Afl. 7.657,50 (zegge: zevenduizendzeshonderd-
zevenenvijftig gulden en vijftig centen), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door honderddrieënvijftig (153) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 18 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: