ECLI:NL:OGEAA:2019:207

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
AUA201802659
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij bedrijfsongeval en zorgplicht

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoeker, een werknemer van de vennootschap Riu Palace Antillas, een verzoek ingediend naar aanleiding van een bedrijfsongeval dat plaatsvond op 29 september 2014. De verzoeker, die als 'houseman' werkte, raakte gewond aan zijn rechterpink tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Hij heeft Riu aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van dit ongeval, stellende dat de werkgever tekortgeschoten is in haar zorgplicht. De verzoeker heeft verzocht om schadevergoeding en om kosteloos te mogen procederen.

De procedure omvatte een rolbeschikking en een mondelinge behandeling. De rechter heeft vastgesteld dat de verzoeker arbeidsongeschikt was verklaard door de Sociale Verzekeringsbank en dat de arbeidsovereenkomst met Riu is beëindigd. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van het ongeval beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de zorgplicht van de werkgever volgens artikel 1614x lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De rechter oordeelde dat Riu niet tekort was geschoten in haar zorgplicht, aangezien de verzoeker zelf invloed had op het gewicht van de kar die hij moest bedienen en dat hij als ervaren werknemer had moeten rekening houden met de risico's van zijn werkzaamheden.

De rechter heeft ook geoordeeld dat Riu niet onrechtmatig heeft gehandeld door geen passend werk aan de verzoeker aan te bieden na het ongeval, omdat er geen bewijs was dat de verzoeker in staat was om vervangende arbeid te verrichten. De vordering van de verzoeker werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Riu. De uitspraak werd gedaan op 2 april 2019 door rechter mr. J. Sap.

Uitspraak

Beschikking van 2 april 2019
Behorend bij AUA201802659
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [naam verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERANTILLAS V.B.A., h.o.d.n. Riu Palace Antillas
,
te Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: Riu,
gemachtigde: de advocaat mr. E.R. Zeppenfeldt.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeschikking van 16 januari 2019, waarbij de zaak verwezen is naar de arbeidszitting;
- de mondelinge behandeling op 19 februari 2019.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
naam verzoeker] is op 29 september 2014 als ‘houseman’ in loondienst getreden van Riu, tegen een brutoloon van Afl. 2.294,00 per maand. Riu exploiteert een hotel.
2.2 [
naam verzoeker] werkte in de afdeling van ‘house keeping’. Tot zijn werkzaamheden behoort onder meer het ophalen en afvoeren van het vuile wasgoed Daarbij maakt hij gebruik van een kar.
2.3 [
naam verzoeker] is in de maand januari 2016, tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden, betrokken geraakt bij een ongeval op de werkvloer. [naam verzoeker] heeft bij dit ongeval letsel aan zijn rechterhand opgelopen, meer in het bijzonder aan zijn pink.
2.4
Op 4 maart 2016 is [naam verzoeker] door de Sociale Verzekeringsbank (SVb) arbeidsongeschikt verklaard.
2.5
Riu heeft per 1 januari 2018 de arbeidsovereenkomst met [naam verzoeker] en haar, als gevolg van een langdurige arbeidsongeschiktheid, met toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek, beëindigd.

3.DE VORDERING

3.1
Het verzoek strekt ertoe om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,:
- [ naam verzoeker] toe te staan om kosteloos te procederen;
- Riu te veroordelen om aan [naam verzoeker] te betalen het bedrag het van Afl. 26.151,60 aan schadevergoeding;
- Riu te veroordelen om aan [naam verzoeker] te betalen een door het gerecht vast te stellen bedrag aan immateriële schade, bestaande uit geleden pijnen en gederfde levensvreugd;
- alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum der ingebrekestelling;
- Riu te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan dit verzoek heeft [naam verzoeker] ten grondslag gelegd dat Riu aansprakelijk is voor de door hem, ten gevolge van het bedrijfsongeval, geleden materiële en immateriële schade. Volgens [naam verzoeker] heeft Riu haar zorgplicht als werkgever geschonden, omdat de kar waarmee hij zijn werkzaamheden moest verrichten niet deugdelijk was.
3.3
Riu voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [naam verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [naam verzoeker] toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.2
In deze zaak draait het om de vraag of Riu als werkgever tekort is geschoten in haar zorgplicht.
4.3
Het ongeval dat [naam verzoeker] is overkomen moet worden beoordeeld op grond van art. 7A:1614x van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Sedert 13 januari 2014 luidt dit artikel (niet terzake doende uitzonderingen daargelaten) gelijk aan het in Nederland geldende art. 7:658 BW. Ingevolge lid 1 van dit artikel is de werkgever verplicht de ruimten, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Ingevolge lid 2 is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in het eerste lid genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer
.
Volgens vaste rechtspraak beoogt artikel 1614x lid 1 BW geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Welke (veiligheids)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.4
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [naam verzoeker] het volgende gesteld. Tot de werkzaamheden van [naam verzoeker] behoort onder meer het vervangen van het wasgoed op de kamers van de gasten. De kar waarmee [naam verzoeker] het vuile wasgoed moest afvoeren, is op een gegeven moment te zwaar geworden omdat deze, behalve met het vuile wasgoed ook met andere spullen, wordt volgeladen. In een poging om de volgeladen kar te keren, is [naam verzoeker] tegen de lift van het hotel aangebotst, waarbij de rechter pink van [naam verzoeker] tussen de lift en de kar bekneld is geraakt en is gebroken. Volgens [naam verzoeker] had dit ongeval kunnen worden voorkomen, indien de kar was voorzien van handvatten. Op grond hiervan is hij van mening dat Riu in haar zorgplicht tekort is geschoten.
4.5
Anders dan [naam verzoeker], is het gerecht van oordeel dat van een dergelijk tekortschieten geen sprake was. Daarbij overweegt het gerecht dat [naam verzoeker] gesteld heeft dat de kar tijdens het afvoeren van het wasgoed volgeladen wordt. Vaststaat dat hij dit (mede) zelf doet en daarmee ook invloed heeft op het gewicht van de volgeladen kar. Algemeen bekend is dat een zwaarbeladen kar moeilijk te corrigeren is bij het sturen. Bij het bij de lift naar binnen manoeuvreren van de kar is de pink van [naam verzoeker] bekneld geraakt. Dit zou bij het aanwezig zijn van een handvat mogelijk niet anders zijn geweest.
4.6
Voorts is het gerecht van oordeel dat de door [naam verzoeker] uit te voeren werkzaamheden van zodanige aard zijn dat deze, buiten de normaal in acht te nemen voorzichtigheid/oplettendheid, geen bijzondere aandacht, concentratie dan wel kennis vereisen. Dit geldt temeer nu onbetwist vast staat dat [naam verzoeker] een ervaren kracht is, die bekend is met de betreffende werkzaamheden. [naam verzoeker] heeft naar het oordeel van het gerecht onder de gegeven omstandigheden rekening mee moeten houden dat de kar vanwege de zware lading moeilijk te sturen is, met alle gevolgen van dien. Op het aanwezig zijn van een dergelijk gevaar had Riu in alle redelijkheid derhalve niet hoeven te waarschuwen.
4.7
Gesteld noch gebleken is dat [naam verzoeker] zijn werkzaamheden binnen een bepaalde tijd af diende te hebben, waardoor gesteld kan worden dat hij zijn werkzaamheden onder tijdsdruk moest verrichten. Daarom valt niet in te zien waarom [naam verzoeker] het vuile wasgoed dat hij moest afvoeren niet over meerdere ritten heeft kunnen verdelen. [naam verzoeker] had op die wijze ervoor kunnen zorgen dat de kar die hij moest bedienen niet te zwaar werd en derhalve ook te manoeuvreren bleef. Naar het oordeel van het gerecht kunnen de werkzaamheden met een goed te manoeuvreren kar uitgevoerd worden zonder dat tegen de lift wordt gebotst. Verder is gesteld noch gebleken dat de kar gebrekkig was.
4.8
Gelet op het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat Riu niet tekort is geschoten in haar zorgplicht voortvloeiende uit artikel 1614x lid 1 BW.
4.9
Verder heeft [naam verzoeker] gesteld dat Riu, door hem geen passend werk te hebben aangeboden en door na het bedrijfsongeval over te zijn gegaan tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van enige vergoeding, zich niet als goed werkgever heeft gedragen en onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Dit standpunt wordt door het gerecht niet gedeeld. Riu heeft immers onbetwist gesteld dat de SVb haar nooit heeft bericht dat [naam verzoeker] in staat was om vervangende arbeid te verrichten en dat Riu hem vervangende arbeid moest aanbieden. Daarnaast blijkt uit de brief van de behandelend specialist van [naam verzoeker], de heer A. Hunt Riley, MD, aan de controlearts van de SVb, dat hij zich zorgen maakte over de vraag of [naam verzoeker] nog vóór het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd zal kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, omdat er geen voldoende herstel was. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat Riu niet verweten kan worden [naam verzoeker] geen passende arbeid te hebben aangeboden. Voorts wijst het gerecht erop dat Riu op goede gronden de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek toestemming heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met [naam verzoeker] te beëindigen. Uit artikel 7A:1615h BW volgt immers dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer kan opzeggen, wanneer de ongeschiktheid ten minste een jaar heeft geduurd. Riu heeft conform artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten de Directeur van de Directie Arbeid om toestemming verzocht, welke toestemming ook aan Riu is verleend. Niet gebleken is dat Riu enige (ongeschreven) re-integratieregel jegens [naam verzoeker] heeft geschonden en niet gesteld is dat Riu gedurende de tijd dat de arbeidsongeschikt van [naam verzoeker] heeft geduurd niet aan de op haar rustende verplichtingen gehoor heeft gegeven. Van een schending van het goed werkgeverschap is dan ook geen sprake geweest.
4.1
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [naam verzoeker] dient te worden afgewezen.
4.11
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [naam verzoeker] in de proceskosten van Riu worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal het gerecht [naam verzoeker] toestemming verlenen om kosteloos te procederen;
wijst het verzoek af;
veroordeelt [naam verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot aan deze uitspraak aan de kant van Riu worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 2 april 2019 in aanwezigheid van de griffier.