ECLI:NL:OGEAA:2019:183

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
AUA201803147
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van herstelkosten na verhuur van een appartement

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, een verhuurder, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de huurder van een appartement. Eiser vordert een schadevergoeding van Afl. 5.333,16, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op grond van schade die gedaagde aan de woning zou hebben toegebracht. De procedure begon met een tussenvonnis op 9 januari 2019, gevolgd door een comparitie van partijen op 6 februari 2019, waarbij beide partijen in persoon verschenen.

Eiser stelt dat de woning in goede staat verkeerde bij aanvang van de huur in mei 2017, maar dat gedaagde deze in maart 2018 niet in originele staat heeft achtergelaten. Gedaagde betwist dit en stelt dat de woning al in slechte staat verkeerde. Het Gerecht overweegt dat eiser de stelplicht en bewijslast heeft om aan te tonen dat de woning in goede staat was en dat gedaagde deze niet correct heeft achtergelaten. Er is echter geen opnamerapport van de woning bij aanvang van de huur, wat voor rekening van de verhuurder komt.

Het Gerecht concludeert dat eiser niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, aangezien gedaagde heeft aangetoond dat zij meerdere keren de slechte staat van de woning heeft gemeld. De overgelegde foto’s bevestigen dat er sprake is van achterstallig onderhoud en niet van schade door gedaagde. Daarom wordt de vordering van eiser afgewezen en wordt eiser veroordeeld in de kosten van gedaagde, die op nihil worden begroot. De uitspraak is gedaan door mr. S. Verheijen op 20 maart 2019.

Uitspraak

Vonnis van 20 maart 2019
Behorend bij AR nr. AUA201803147
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
wonende te Aruba, [adres],
EISER, hierna ook te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba, [adres + appt.], thans feitelijk verblijvende te [verblijfadres],
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 januari 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de comparitie van partijen van 6 februari 2019 waarbij eiser en gedaagde in persoon zijn verschenen.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] vordert dat het gerecht bij - uitvoerbaar bij voorraad - te verklaren vonnis:
- [ gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen Afl. 5.333,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2018 tot de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten,
- [ gedaagde] veroordeelt in de proces- en deurwaarderskosten.
2.2 [
eiser] grondt de vordering erop dat [gedaagde] schade aan de woning heeft toegebracht.
2.3 [
gedaagde] voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

3.DE BEOORDELING

3.1
In deze zaak staat het volgende vast.
[eiser] heeft aan [gedaagde] vanaf mei 2017 een appartement verhuurd tegen een maandelijks huurprijs van Afl. 1.400,-. De huurovereenkomst is bij brief van 26 maart 2018 opgezegd.
3.2 [
eiser] stelt - kort samengevat - dat de woning in goede staat verkeerde op het moment dat [gedaagde] deze in mei 2017 ging huren en dat [gedaagde] in maart 2018 de woning niet heeft achtergelaten zoals zij deze had aangetroffen (in originele staat), waardoor [eiser] herstelkosten van Afl. 5.333,16 heeft moeten maken. Volgens [gedaagde] heeft ze de woning achtergelaten zoals zij deze had aangetroffen en is zij om die reden niet gehouden de herstelkosten te vergoeden. De woning verkeerde al in slechte staat.
3.3
Het Gerecht overweegt als volgt. Op [eiser] rust de stelplicht en bewijslast van zijn stelling dat de woning in goede staat verkeerde op het moment dat [gedaagde] deze in mei 2017 ging huren en dat [gedaagde] in maart 2018 de woning niet heeft achtergelaten zoals zij deze had aangetroffen (in originele staat). Vastgesteld wordt dat er bij aanvang van de huur geen opnamerapport is opgemaakt, waaruit de staat van de woning blijkt. Dit komt voor rekening en risico van de verhuurder. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd zij, via de tussenpersoon [naam tussenpersoon], meerdere malen bij [eiser] de slechte staat van de woning aan de orde heeft gesteld. Naar het oordeel van het Gerecht blijkt uit de overgelegde foto’s van het keukenblok, de buitenmuur en het zwembad dat inderdaad sprake is van achterstallig onderhoud en niet van vernieling of beschadiging. Gelet op het bovenstaande, is het Gerecht van oordeel dat [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan dat [gedaagde] de woning niet heeft achtergelaten zoals zij deze had aangetroffen (in originele staat).
3.4
Dat betekent dat de vordering zal worden afgewezen.
3.5 [
eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [gedaagde], die worden begroot op nihil.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende,
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procesprocedure van [gedaagde], die tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.