ECLI:NL:OGEAA:2019:175

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
AUA201900386
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in kort geding met betrekking tot gebruiksrecht en erfgenaamschap

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres in kort geding dat gedaagde de woning zou verlaten. De zaak betreft een geschil over het gebruiksrecht van de woning, die oorspronkelijk in eigendom was van wijlen [Naam X]. De curandus, die in de woning woont, heeft toestemming gekregen van de gezamenlijke erfgenamen van [Naam X] om daar te verblijven. Gedaagde, die ook erfgenaam is, heeft zonder toestemming van de curandus in de woning verbleven en heeft de sloten veranderd. Eiseres vorderde ontruiming van de woning, omdat de curandus weer in de woning wil wonen en gedaagde dit belemmert.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseres stelde dat de curandus eigenaar is geworden door verjaring en dat gedaagde onrechtmatig in de woning verblijft. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij als erfgenaam recht heeft op verblijf in de woning. De rechter oordeelde dat gedaagde voldoende tijd moest krijgen om andere woonruimte te vinden, maar dat hij de woning uiterlijk op 15 juni 2019 moest verlaten. De rechter wees de vordering van eiseres tot ontruiming toe, maar gaf gedaagde een termijn van drie maanden om te verhuizen. Eiseres werd ook in de proceskosten van de procedure vergoed.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 13 maart 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201900386
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
EISERES,
gemachtigde: mr. O.L. Sjiem Fat,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
Gemachtigde: mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 7 februari 2019;
- de overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
Partijen zijn met hun gemachtigden voornoemd bij de mondelinge behandeling 22 februari 2019 verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd en hebben gereageerd althans kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Op [datum] 1946 heeft wijlen [Naam X] (hierna: [Naam X]) de woning gelegen te [adres] te Aruba (hierna: de woning) in eigendom verkregen.
2.2 [
Naam X] was de voogd van [curandus] (hierna: de curandus) en tevens de moeder van de biologische vader van curandus, [Naam Y] (hierna: [Naam Y]). De (overleden) moeder van gedaagde was een zus van [Naam Y]. [Naam X] is op [datum] 1949 overleden en [Naam Y] is op [datum] 1957 overleden. Gedaagde is middels plaatsvervulling (door het overlijden van zijn moeder) mede-erfgenaam van [Naam X].
2.3
De curandus heeft vanaf haar geboorte (al dan niet met een onderbreking toen zij getrouwd was) in de woning gewoond. Gedaagde heeft eveneens sedert zijn geboorte vele jaren in de woning gewoond.
2.4
De gezamenlijke erfgenamen van [Naam X] hebben op een bepaald moment toestemming verleend aan de curandus om vrij van huur in de woning te wonen onder voorwaarde dat zij de woning in goede staat zou onderhouden. De curandus heeft sindsdien alle lasten met betrekking tot de woning betaald.
2.5
De curandus heeft ongeveer vijf a zes jaar geleden toestemming gegeven aan gedaagde om zonder een vergoeding verschuldigd te zijn bij haar in de woning in te trekken. Gedaagde is sinds die tijd afwisselend periodes wel en (wegens verblijf in het buitenland) periodes niet in de woning verbleven.
2.6
De curandus is in januari 2018 gevallen, waarna zij wegens haar medische situatie tijdelijk bij familie is ingetrokken en vervolgens onder curatele werd gesteld. Gedaagde verbleef op dat moment niet in de woning.
2.7
Gedaagde heeft zich op 30 juli 2018 ingeschreven op het adres [adres].
2.8
Gedaagde heeft in november of december 2018 de sloten van de woning veranderd.
2.9
De gemachtigde van eiseres heeft namens de curandus bij brief van 15 november 2018 gedaagde gesommeerd om de woning uiterlijk op 1 december 2018 te verlaten. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert in kort geding, samengevat, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis gedaagde veroordeelt om de woning binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen onder afgifte van de sleutels, met machtiging aan eiseres om de ontruiming zelf te bewerkstelligen op kosten van gedaagde indien gedaagde daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2
Eiseres stelt dat de curandus middels verjaring eigenaar van de woning is geworden. Bovendien hebben de erfgenamen van [Naam X] stilzwijgend toestemming gegeven aan de curandus om in de woning te wonen. Gedaagde heeft de woning zonder toestemming van eiseres of curandus betrokken en beschikt niet over een geldige titel om in de woning te verblijven. Gedaagde belemmert het gebruik en woongenot van de curandus en handelt onrechtmatig door te weigeren de woning te verlaten. De curandus wenst terug te keren naar de woning, maar gedaagde maakt dit onmogelijk. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij de vordering, omdat de curandus weer over de woning wenst te beschikken, haar eigendommen, waaronder haar poezen, zich in de woning bevinden en curandus alle lasten van de woning betaalt.
3.3
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1
Eiseres heeft voldoende spoedeisend belang gesteld om ontvangen te worden in haar vordering.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de curandus een gebruiksrecht heeft gekregen van de gezamenlijke erfgenamen van [Naam X]. Gedaagde stelt zelf dat de erfgenamen aan de curandus toestemming hebben gegeven om in de woning te wonen. Bovendien stelt gedaagde ook dat eiseres hem toestemming heeft gegeven om bij haar te komen wonen, hetgeen ook impliceert dat eiseres een gebruiksrecht heeft gekregen. Voorts is gesteld noch gebleken dat dit gebruiksrecht op enig moment is opgezegd of beëindigd.
4.3
Gedaagde heeft gesteld dat hij in feite als erfgenaam meer recht heeft om in de woning te verblijven dan de curandus, al heeft hij er geen problemen mee dat de curandus weer in de woning komt wonen. Dat gedaagde vanwege het enkele feit dat hij erfgenaam is (meer) recht heeft om in de woning te verblijven is niet aannemelijk geworden. Immers, gedaagde heeft erkend dat door de gezamenlijke erfgenamen een gebruiksrecht is toegekend aan de curandus. Dit staat in de weg aan de uitoefening van een eventueel gebruiksrecht als deelgenoot in de nalatenschap door gedaagde zolang het aan de curandus toegekende gebruiksrecht niet is opgezegd of beëindigd.
4.4
Eiseres heeft erkend dat de curandus vijf of zes jaar geleden toestemming heeft gegeven aan gedaagde om bij haar in de woning te verblijven. Daarmee is door de curandus een (onder)gebruiksrecht toegekend aan gedaagde. Dat gedaagde met tussenpozen wegens verblijf in het buitenland niet in de woning is verbleven maakt dit niet anders. De stelling van eiseres dat gedaagde zonder toestemming in de woning is ingetrokken wordt derhalve verworpen.
4.5
De door de curandus aan gedaagde gegeven toestemming om bij de curandus in de woning te verblijven is niet oneindig. Eiseres is gerechtigd om namens de curandus dit (onder)gebruiksrecht op te zeggen zolang de curandus het recht heeft om in de woning te verblijven, te meer daar gedaagde zonder enige bijdrage te betalen in de woning kon verblijven (gedaagde in kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bijdroeg in de kosten). Eiseres heeft voldoende belang gesteld om het door de curandus aan gedaagde gegeven (onder)gebruiksrecht te beëindigen. De curator en de kinderen van de curandus wensen immers dat de curandus kan terugkeren naar de woning en daar verpleegd dan wel verzorgd kan worden. Het verblijf van gedaagde in de woning staat daaraan in de weg, mede doordat de verhoudingen tussen partijen zijn verslechterd. Daarbij komt dat door de curandus alle gebruikslasten worden betaald. Het is daarom voldoende aannemelijk geworden dat ook in een bodemprocedure een vordering tot ontruiming van de woning wegens de beëindiging van het aan gedaagde gegeven gebruiksrecht zal worden toegewezen.
4.6
Het gerecht is evenwel voorshands van oordeel dat aan gedaagde, mede gezien het feit dat gedaagde al sinds geruime tijd (vijf a zes jaar) een (onder)gebruiksrecht heeft verkregen, een ruime termijn gegund dient te worden aan gedaagde om andere woonruimte te zoeken. Het gerecht acht, de wederzijde belangen van partijen afwegende, een termijn van drie maanden redelijk. Gedaagde zal dan ook bevolen worden om de woning per 15 juni 2019 te verlaten en te ontruimen.
4.7
De stelling van eiseres dat de curandus middels verjaring eigenaar van de woning is geworden kan gelet op het voorgaande verder onbesproken gelaten worden.
4.8
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat eiseres de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Eiseres heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen indien gedaagde niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan heeft eiseres derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan gedaagde, en dat aan gedaagde overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen (na ommekomst van de aan haar bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de instrumenterende deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door eiseres verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door eiseres verzochte voorziening zal worden afgewezen.
4.9
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van eiseres, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 228,21 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
beveelt gedaagde om de woning uiterlijk op 15 juni 2019 te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezig personen en zaken, voor zover deze zaken niet aan de curandus toebehoren, en de woning onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van eiseres;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van eiseres, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 228,21 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.