In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de grootouders, verzoekers in persoon, een verzoek ingediend om een verklaring voor recht te verkrijgen. Dit verzoek is gedaan in het kader van de verblijfsstatus van hun minderjarige kleinkind, geboren op [geboortedatum] 2014, waarvan de ouders respectievelijk in Haïti en Brazilië wonen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 10 oktober 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2019 waren de verzoekers aanwezig, maar de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, verschenen niet, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige verblijft sinds 21 november 2017 in Aruba bij zijn grootouders en gaat daar naar school. De moeder heeft op 19 mei 2018 een volmacht verleend aan de grootouders om zorg te dragen voor de minderjarige. De grootouders verzoeken om erkenning van een buiten Aruba opgemaakte akte, zodat de minderjarige legaal in Aruba kan verblijven. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om een verklaring voor recht af te geven over de opname van een akte in de registers van de burgerlijke stand.
Echter, het gerecht oordeelt dat de akte niet vatbaar is voor opname in het register van de burgerlijke stand, omdat deze registers geen informatie over voogdij of gezag over minderjarigen bevatten. Het verzoek wordt daarom afgewezen. De beslissing is op 5 maart 2019 openbaar uitgesproken door rechter N.K. Engelbrecht.