ECLI:NL:OGEAA:2019:163

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
AUA201800902
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie in een alimentatiezaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie door de vader, die in een eerdere beschikking van 20 november 2018 was vastgesteld op Afl. 250,- per kind per maand. De moeder heeft in haar verweer gesteld dat de vader in staat moet worden geacht een hogere bijdrage te leveren, gezien de behoeften van de kinderen en zijn draagkracht. Het gerecht heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zijn vastgesteld op Afl. 950,- en Afl. 998,50 per maand voor respectievelijk de twee jongste kinderen, en Afl. 750,- voor de oudste, die inmiddels meerderjarig is.

De vader heeft een netto-maandloon van Afl. 5.026,50, terwijl de moeder een netto-maandloon van Afl. 3.439,45 heeft. Na beoordeling van de vaste lasten van beide ouders, heeft het gerecht geconcludeerd dat de vader maandelijks een bedrag van Afl. 1.795,50 overhoudt, terwijl de moeder Afl. 1.217,45 overhoudt. Gezien de financiële draagkracht van de vader en de behoeften van de kinderen, heeft het gerecht besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 415,- per maand voor het oudste kind, Afl. 450,- voor het middelste kind en Afl. 445,- voor het jongste kind moet betalen, met ingang van 1 maart 2019.

De beschikking is gegeven door rechter N.K. Engelbrecht op 5 maart 2019, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 5 maart 2019
behorend bij EJ nr. AUA201800902
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
en:
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.
Als belanghebbende wordt thans aangemerkt:
[belanghebbende], de jongmeerderjarige dochter.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 20 november 2018, waarbij met ingang van 20 november 2018 een voorlopig verlaagde door de vader te betalen kinderalimentatie is bepaald, en de moeder in de gelegenheid is gesteld zich schriftelijk uit te laten over het ter zitting gewijzigde verzoek van de vader.
De verdere procedure blijkt uit de akte uitlating zijdens de moeder, overgelegd op 11 december 2019, waarna uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
De moeder heeft bij akte volhard in haar verweer, en zich daarbij op het standpunt gesteld dat gelet op de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de vader, hij wel degelijk in staat moet worden geacht een hogere bijdrage dan Afl. 250,- per kind per maand te kunnen leveren.
2.2
Zoals het gerecht in de beschikking van 20 november 2018 reeds heeft geoordeeld, dient de beschikking van 31 maart 2014, waarbij is bepaald dat de vader met een bedrag van Afl. 550,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie kinderen van partijen, vanwege wijziging van omstandigheden te worden gewijzigd. Het gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.
2.3
De kosten van verzorging en opvoeding
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten van [minderjarig 1] (11 jaar) en [minderjarig 2] (9 jaar) Afl. 950,- respectievelijk Afl. 998,50 per maand bedragen. Gelet op de netto-besteedbare inkomens en draagkracht van partijen, zijn deze kosten, vooral de bijzondere kosten van baseball ad Afl. 724,- per maand voor de twee zonen, naar het oordeel van het gerecht te hoog. Het gerecht zal daarom geen rekening houden met de door de moeder opgevoerde reiskosten in verband met baseball, en de kosten bepalen op Afl. 700,- voor [minderjarig 1] en Afl. 800,- voor [minderjarig 2].
Voor de inmiddels meerderjarige [minderjarig 3] (18 jaar), die nog schoolgaand is en niet bij de ouders inwoont, worden de kosten van levensonderhoud en studie vastgesteld op 750,- per maand.
2.4
De draagkracht van de moeder
2.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 3.439,45.
2.4.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post “autolening” ad Afl. 622,- en de aflossing van een lening ad Afl. 200,- die direct door de werkgever van het loon wordt ingehouden. De moeder wordt geacht de overige (niet betwiste) opgevoerde lasten te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
2.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.222,-.
2.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 3.439,45 – Afl. 2.222 =) Afl. 1.217,45, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie kinderen dient te voldoen.
2.5
De draagkracht van de vader
2.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij kindertoelage ten behoeve van zijn vier kinderen ontvangt van Afl. 220,- per maand. Dit betekent dat de drie kinderen van partijen sowieso een bedrag van Afl. 55,- per kind per maand toekomt.
2.5.2
Voorts blijkt uit de overgelegde loonstroken dat de vader een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 5.190,68. Hij heeft echter voldoende onderbouwd aangevoerd dat hij vanaf mei 2018 geen overwerk meer heeft verricht noch kan verrichten. Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat hij vanaf augustus 2018 geen overwerkvergoeding meer heeft ontvangen. Zijn netto-maandloon bedraagt gelet hierop Afl. 4.214,-.
De vader is ambtenaar en ontvangt als zodanig jaarlijks vakantie-uitkering (Afl. 5.265,-), voorjaarspremie (Afl. 1.500), reparatiepremie (Afl. 1.485) en najaarspremie (Afl. 1.500). Zijn netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld Afl. 5.026,50.
2.5.3
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.100,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Daarbij heeft het gerecht in aanmerking genomen dat de vader een gezamenlijke huishouding voert met zijn echtgenote en dat de echtgenote geacht wordt bij te dragen in de kosten van de huishouding. Het gerecht zal verder rekening houden met de met de (onbetwiste) post “hypotheek” ad Afl. 2.131,-. Met het bedrag van Afl. 330,- voor “spaarfonds CAPA” dat direct van het loon wordt ingehouden zal het gerecht geen rekening houden, nu deze kosten geen prioriteit genieten boven de kinderalimentatie. Het gerecht zal evenmin rekening houden met de omstandigheid dat twee kinderen van de echtgenote uit een eerdere relatie, bij de vader en de echtgenote in huis wonen.
2.5.4
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.231,-.
2.5.5
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 5.026,50 - Afl. 3.231,- =) Afl. 1.795,50, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn vier kinderen dient te voldoen.
2.7
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de kinderen van partijen, acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 415,- per maand ten behoeve van [minderjarig 1], van Afl. 450,- ten behoeve van [minderjarig 2] en van Afl. 445,- ten behoeve van [minderjarig 3] in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 maart 2019.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 31 maart 2014 (EJ-2490 van 2013) in die zin dat met ingang van 1 maart 2019 de bijdrage van de vader, [verzoeker], in de kosten van verzorging en opvoeding van:
- [minderjarig 1], [geboortedatum] 2007 in Aruba, wordt bepaald op Afl. 415,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
- [minderjarig 2], [geboortedatum] 2009 in Aruba, wordt bepaald op Afl. 450,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,en van
- [minderjarig 3], geboren op [geboortedatum] 2000 in Aruba, wordt bepaald op Afl. 445,-, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 5 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.