ECLI:NL:OGEAA:2019:161

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
AUA201900494
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarigen door de Voogdijraad

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 maart 2019 uitspraak gedaan op het verzoek van de Voogdijraad om de voorlopige ondertoezichtstelling van drie minderjarigen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 15 februari 2019 werd ingediend, gevolgd door een verhoor van de minderjarigen op 20 februari 2019 en een mondelinge behandeling op 26 februari 2019. Tijdens deze zitting waren de verzoeker, de vader van de minderjarigen, en de voorgestelde gezinsvoogd aanwezig.

De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder en zijn erkend door de vader. In een eerdere beschikking van 12 november 2013 is bepaald dat de vader alleen met het gezag over de minderjarigen is belast. De Voogdijraad verzocht om de minderjarigen voorlopig onder toezicht te stellen, omdat er zorgen waren over hun welzijn. De rechter heeft de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) in overweging genomen, die de voorwaarden voor ondertoezichtstelling beschrijven.

De rechter concludeerde dat er geen acute noodsituatie was die een voorlopige ondertoezichtstelling rechtvaardigde. De zorgen die naar voren kwamen, zoals de problematische situatie van de tienermoeder [minderjarige 1] en de opvoedingsproblemen van de vader, waren niet voldoende om aan te tonen dat de minderjarigen met zedelijke of lichamelijke ondergang werden bedreigd. Daarom werd het verzoek van de Voogdijraad afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 19 maart 2019
behorend bij EJ nr. AUA201900494
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
om voorlopige ondertoezichtstelling van:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum] in Aruba,
de minderjarigen.
Belanghebbenden:
[moeder], de moeder,
[vader], de vader,
[voorgestelde gezinsvoogd],de voorgestelde gezinsvoogd.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ingediend op 15 februari 2019,
- het verhoor van de minderjarigen op 20 februari 2019,
- de mondelinge behandeling ter zitting van 26 februari 2019, alwaar zijn verschenen de verzoeker bij mevrouw [raadsonderzoeker], de vader in persoon en de voorgestelde gezinsvoogd, de heer [voorgestelde gezinsvoogd].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarigen zijn geboren uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. De minderjarigen zijn erkend.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 12 november 2013 (behorend bij EJ nr. 3317 van 2012) is bepaald dat de vader voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen zal zijn belast.

3.HET VERZOEK

Verzocht wordt om de minderjarigen voorlopig onder toezicht te stellen totdat op het verzoek tot ondertoezichtstelling bij gewijsde is beslist, met benoeming van de heer [voorgestelde gezinsvoogd] als gezinsvoogd.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het onderhavige verzoek is gegrond op artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA).
Ingevolge artikel 1:254 e.v. BWA kan de rechter, indien een kind zodanig opgroeit dat het met zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd, het kind onder toezicht stellen, met benoeming van een gezinsvoogd en met uithuisplaatsing, indien dit in het belang van de verzorging en opvoeding noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 1:257 BWA kan de rechter, hangende het onderzoek, het kind voorlopig onder toezicht stellen.
4.2
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien een verzoek of vordering tot ondertoezichtstelling is gedaan, en de uitkomst van het onderzoek niet kan worden afgewacht. Het moet dus gaan om een acute noodsituatie.
4.3
Op 15 februari 2019 is het verzoek om ondertoezichtstelling van de minderjarigen ingediend.
4.4
Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van een acute noodsituatie waarbij de minderjarigen met zedelijke of lichamelijke ondergang worden bedreigd. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
4.4.1
In het rapport van de Voogdijraad van 14 februari 2019 staat het volgende. De Voogdijraad heeft vanaf september 2018 bemoeienis in de zaak van de minderjarige [minderjarige 1] als een tienermoeder. [minderjarige 1] is mondig en opstandig, zij kan grenzen overschrijden, ze luistert niet naar haar vader en vertoont lieggedrag. Tussen [minderjarige 1] en haar vader bestaat geen hechte band. Zij heeft een conflictueuze relatie met de 19-jarige vader van haar kind. Er is sprake van jaloezie en vermoedelijk fysieke mishandeling. Vanaf december 2018 is [minderjarige 1] minder betrokken op school en ze heeft een hoog schoolverzuim.
De minderjarige [minderjarige 2] is een zorg leerling op de SPO Savaneta. Zij heeft aan de schoolmaatschappelijk werker te kennen gegeven dat zij het thuis niet leuk vindt omdat ze voor zichzelf moet koken omdat haar vader werkt.
De minderjarige [minderjarige 3] is in november 2018 bij de moeder gaan wonen omdat de vader steeds autopech heeft. De moeder brengt hem naar school. Hij is een zorg leerling op de Emma school. Op school zoekt hij negatieve aandacht en is sociaal beperkt. Hij wordt op school al drie jaar begeleid door de Sociaal Pedagogische hulpverlener.
De vader ervaart de opvoeding van de minderjarigen als belastend: hij raakt snel gestrest en heeft moeite met de verzorging en opvoeding. Hij is teleurgesteld dat [minderjarige 1] zwanger is geraakt. Hij probeert met [minderjarige 1] te praten over haar gedrag en prestaties op school, maar zij luistert niet naar hem. Met de twee anderen heeft de vader goed contact. Ze luisteren goed naar hem. Hij wil rust en structuur in zijn huis.
De Voogdijraad concludeert dat de minderjarigen thuis geen stabiliteit en structuur hebben, en dat de vader niet over pedagogische vaardigheden beschikt en geen inzicht heeft in zijn eigen functioneren en de ontwikkelingsbehoeften van de minderjarigen. Hierdoor is sprake van lichamelijke en geestelijke ondergang van de minderjarigen.
4.4.2
Ter zitting heeft de vader te kennen gegeven dat door de zwangerschap van [minderjarige 1] de conflicten thuis zijn gestart. Vader geeft verder aan dat [minderjarige 1] ’s avonds laat thuis komt en dat zij niet naar hem luistert. Met de twee andere minderjarigen heeft hij geen problemen.
4.5
Uit het rapport van de Voogdijraad noch uit het verhandelde ter zitting zijn feiten en omstandigheden gebleken die het noodzakelijk maken dat de minderjarigen, hangende het onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht moeten worden gesteld. Immers, niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van een acute noodsituatie waardoor de uitkomst van het onderzoek niet kan worden afgewacht.
4.6
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 19 maart 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.