In deze zaak heeft verzoekster, werkzaam als interieurverzorgster bij MACK’S TOTAL QUALITY SERVICES N.V., een verzoek ingediend tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat haar arbeidsovereenkomst onregelmatig en kennelijk onredelijk is beëindigd. Verzoekster was sinds 2015 in dienst en werd op 13 februari 2018 voor twee dagen geschorst wegens werkweigering. Ondanks herhaalde oproepen om haar werkzaamheden te hervatten, is verzoekster op 26, 27 en 28 maart 2018 niet verschenen bij haar werkgever, wat leidde tot een ontslag op staande voet. De werkgever voerde aan dat de werkweigering een dringende reden voor ontslag opleverde, terwijl verzoekster stelde dat het ontslag onterecht was.
De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft voldaan aan de oproepen van de werkgever en dat zij eerder gewaarschuwd was voor haar gedrag. De rechter oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag, zoals bedoeld in artikel 7A:1615p lid 2 sub j BW. De vorderingen van verzoekster werden afgewezen, en het gerecht bepaalde dat elke partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking werd uitgesproken op 12 maart 2019 door mr. S. Verheijen.