ECLI:NL:OGEAA:2019:14

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
AUA201802623
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft appellant, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de Directeur van de Dienst Openbare Werken. Appellant had eerder een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door verweerder was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft appellant op 22 augustus 2018 beroep ingesteld, maar dit was te laat, aangezien de beroepstermijn op 12 juli 2017 was verstreken.

Het gerecht heeft overwogen dat appellant niet tijdig in beroep is gekomen en dat er geen gronden zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Appellant voerde aan dat zijn onwetendheid met het recht en onbekendheid met de procedure de reden was voor de termijnoverschrijding, maar het gerecht oordeelde dat dit geen geldige reden was.

Uiteindelijk heeft het gerecht, op basis van artikel 32 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 7 januari 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 7 januari 2019
Lar nr. AUA201802623
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
Procederend in persoon,
gericht tegen:
de Directeur van de Dienst Openbare Werken,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 4 oktober 2016 heeft appellant een verzoek om schadevergoeding ingediend. Bij beschikking van 30 maart 2017 heeft verweerder het verzoek van appellant voor verzoek om schadevergoeding te verlenen, afgewezen.
Daartegen heeft appellant (bij ongedateerde bezwaarschrift) bezwaar gemaakt.
Op 30 mei 2017 heeft verweerder een besluit genomen op het voornoemd bezwaar en zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de beslissing op het bezwaar heeft appellant op 22 augustus 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellant niet tijdig in beroep is gekomen tegen het beslissing op zijn bezwaar. Nu niet is gebleken dat de bezwaaradviescommissie toepassing heeft gegeven aan zijn bevoegdheid tot verlenging van de termijn voor het uitbrengen van haar advies, diende het beroepschrift, gelet op de artikelen 15, onderdeel a, 19, eerste lid, 20, eerste lid, en 27, tweede lid, van de Lar binnen twintig weken na het indienen van het bezwaarschrift te zijn ingediend, te weten uiterlijk op 12 juli 2017. Nu het beroepschrift op 22 augustus 2018 is ingediend, is de beroepstermijn overschreden.
2.2
Bij brief van 5 september 2018 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. In reactie daarop heeft appellant aangevoerd dat het indienen van zijn beroepschrift na het daarvoor gestelde termijn te wijten is aan zijn onwetendheid met het recht en onbekendheid van de Lar procedure.
2.3
Het gerecht ziet, gelet op hetgeen appellant heeft aangevoerd, geen gronden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het betoog van appellant dat hij onwetendheid met het recht en onbekendheid van de Lar procedure is vormt namelijk geen reden om de beroepstermijn te overschrijden.
2.4
Ingevolge artikel 32, onderdeel a, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen, indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Het gerecht zal dan ook als volgt beslissen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 7 januari 2019, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.