ECLI:NL:OGEAA:2019:135

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
AUA201800523
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een oogarts wegens onvolledige en trage behandeling van oogklachten met schadevergoeding als gevolg

In deze zaak vordert eiseres, een patiënte, schadevergoeding van gedaagden, een oogartsenpraktijk en een individuele arts, wegens onvolledige en trage behandeling van haar oogklachten. Eiseres heeft zich op 23 januari 2015 bij de arts gemeld met ernstige oogklachten, waarbij de arts de diagnose centrale retinale afsluiting (CRVO) stelde. Ondanks deze ernstige diagnose heeft de arts onvoldoende follow-up en controle geboden, en is er een aanzienlijke vertraging opgetreden in de behandeling. Eiseres heeft uiteindelijk het zicht in haar linkeroog verloren en heeft een klacht ingediend bij de Directie Volksgezondheid, die gegrond is bevonden. De arts is door het Medisch Tuchtcollege Aruba berispt voor zijn handelen. Eiseres vordert nu een schadevergoeding van Afl. 50.000,- voor immateriële schade en Afl. 500,- voor materiële schade, vermeerderd met rente en kosten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de arts tekort is geschoten in zijn zorgplicht. De arts heeft niet adequaat gereageerd op de ernstige aandoening van eiseres en heeft geen goede overdracht van zorg aan een collega geregeld tijdens zijn afwezigheid. Bovendien heeft de arts niet tijdig ingegrepen toen de behandeling door defecte apparatuur mislukte. Het Gerecht oordeelt dat de arts aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden als gevolg van zijn tekortkomingen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor deskundigenbericht om de schade en het causaal verband verder te onderzoeken. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2019.

Uitspraak

Vonnis van 27 februari 2019
Behorend bij A.R. AUA201800523
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. M.M. Malmberg,
tegen:
OOGARTSENPRAKTIJK VBA,
te Aruba,
en
[Naam arts],
te Aruba,
GEDAAGDEN, hierna ook te noemen: de Praktijk respectievelijk [Naam arts],
gemachtigde: mrs. W.G.T.M. Kloes en L.A.M. Leeuwe.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 23 januari 2015 heeft [eiseres] zich bij [Naam arts], die zijn praktijk uitoefent in zijn praktijkvennootschap, gemeld met oogklachten. [Naam arts] stelt als diagnose “centrale retinale afsluiting”, CRVO, voorts cataract graad 3 en oculaire hypertensie in beide ogen en verwijst [eiseres] door naar IMSAN voor nader onderzoek. Dat heeft wegens defecte apparatuur niet plaatsgevonden. Hiervan vindt geen terugkoppeling plaats aan [Naam arts].
2.2
Op 2 februari 2015 ziet [Naam arts] [eiseres] opnieuw en bespreekt hij de mogelijke cataract operatie. In dat consult wordt door hem geen aandacht besteed aan de eerder door hem gestelde andere diagnoses.
2.3
Op 23 april 2015 wordt [eiseres] gezien door een collega van [Naam arts], [collega arts]. Die constateert een neo-vasculair glaucoom links en een glaucoom rechts. Hij schrijft medicatie voor. Op 28 april 2015 ziet [Naam arts] [eiseres] opnieuw en op dat moment wordt besloten om een laserbehandeling te laten plaatsvinden aan het linkeroog. Deze behandeling vond plaats op 29 april 2015, maar werd voortijdig beëindigd, omdat de laserapparatuur tijdens de behandeling kapot ging. [Naam arts] heeft daarop pogingen ondernomen om [eiseres] met spoed naar Colombia over te brengen, maar die besloot om zich te laten behandelen in Venezuela, waar vervolgens medicatie wordt gegeven.
2.4 [
eiseres] heeft uiteindelijk het zicht in het linkeroog verloren.
2.5 [
eiseres] heeft bij de Directie Volksgezondheid een klacht ingediend, die gegrond is bevonden. [eiseres] heeft daarnaast een klacht tegen [Naam arts] ingediend bij het Medisch Tuchtcollege Aruba (verder: MTC), dat bij beslissing van 25 september 2018 de klacht van [eiseres] gegrond heeft geacht en aan [Naam arts] de maatregel van berisping heeft opgelegd. [Naam arts] heeft in die uitspraak berust.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert, samengevat, veroordeling van gedaagden tot betaling van Afl. 50.000,- aan immateriële schade en Afl. 500,- wegens materiële schade, vermeerderd met rente en met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Zij stelt dat de door [Naam arts] gegeven behandeling onvolledig en traag is geweest en dat onvoldoende maatregelen heeft genomen om met goede apparatuur te werken. Na kennisneming van de uitspraak van het MTC heeft zij, zo begrijpt het Gerecht, het standpunt van het MTC tot het hare gemaakt. Dat standpunt komt er in grote lijnen op neer dat na het stellen van de diagnose op 23 januari 2015 er door [Naam arts] onvoldoende follow up en controle heeft plaatsgevonden, sprake is geweest van een zeer lang tijdsverloop tussen de diagnose en behandeling, onbereikbaarheid van (de praktijk van) [Naam arts] en onvoldoende zorg voor een behoorlijke overdracht van [eiseres] aan een collega tijdens zijn uitlandigheid. Als gevolg van het tekortschieten van [Naam arts] heeft zij schade gelden, waarvan zij thans vergoeding vordert.
3.3 [
Naam arts] en de Praktijk voeren hiertegen gemotiveerd verweer.
3.4
Het gerecht zal op de standpunten van partijen hierna, waar nodig, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Toetsingskader
4.1.1
De eerste vraag die het Gerecht dient te beantwoorden is of gedaagden in hun verhouding tot [eiseres] zijn tekortgeschoten, waarbij van belang is dat voor de betrokken arts de norm geldt dat van tekortschieten sprake is, indien hij niet gehandeld heeft zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot betaamt in soortgelijke omstandigheden. Indien sprake is van tekortschieten dient de tweede vraag te worden beantwoord of daardoor ook schade is ontstaan, meer specifiek de schade waarvan [eiseres] thans vergoeding vordert. Het Gerecht overweegt ten aanzien van deze vragen als volgt.
4.2
Positie van de Praktijk naast [Naam arts]
4.2.1 [
Naam arts] oefent zijn praktijk uit in de vorm van een praktijkvennootschap. Hij heeft geen inzicht gegeven in de wijze waarop hij, dan wel de Praktijk met [eiseres] heeft gecontracteerd. Het bepaalde in art. 7:446 BW sluit niet uit dat die overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en de Praktijk en [Naam arts] samen - die jegens [eiseres] gezamenlijk hebben te gelden als “de hulpverlener”. Nu [Naam arts] heeft nagelaten om verder inzicht te geven in de wijze waarop zijn werk verricht en gebruik maakt van bepaalde apparatuur, acht het Gerecht het toelaatbaar dat zowel de Praktijk als [Naam arts] in rechte zijn betrokken - waarmee voorkomen wordt dat de een zich verschuilt achter de ander. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de vordering gericht tegen de Praktijk wordt dan ook afgewezen.
4.3
Behandelingsdelay
4.3.1
De onderhavige zaak kenmerkt zich daardoor dat [eiseres] zich onder behandeling van [Naam arts] heeft gesteld wegens ernstige oogklachten. Reeds in zijn consult van 23 januari 2015 stelt hij onder meer de diagnose CRVO. Ook in zijn eigen conclusie stelt [Naam arts] dat dit een ernstige aandoening is. Hij spreekt van een situatie die “mogelijk levensbedreigend” kan zijn (antwoord, 11). Na deze diagnose heeft hij [eiseres] doorverwezen naar enerzijds IMSAN voor nader onderzoek en ook naar de huisarts voor verder onderzoek naar de verstopping van een bloedvat. Zoals al is vastgesteld onder de feiten heeft het onderzoek bij IMSAN niet plaatsgevonden wegens defecte apparatuur en is kennelijk onduidelijk gebleven wat er uit het onderzoek van de huisarts is gekomen. In het consult op 2 februari 2015 besteedt [Naam arts], blijkens de aantekeningen in zijn dossier, geen aandacht aan de CRVO, maar wordt dat consult slechts gebruikt om te spreken over een behandeling van een cataract. Zowel uit de uitspraak van het MTC Aruba van 25 september 2018 als uit zijn eigen stellingen (dupliek, 6) blijkt dat [Naam arts] in de periode tussen 2 februari 2015 tot 28 april 2015 plotseling naar het buitenland is vertrokken - zij het dat [Naam arts] geen inzicht heeft gegeven in de exacte duur van dit verblijf elders. Hij stelt dat [eiseres] in die periode bij zijn [collega arts] terecht kon, maar [eiseres] heeft gesteld dat zij moeite had om een afspraak te krijgen en (eerst) op 23 april 2015 bij [collega arts] terecht kon. Deze tijdsduur acht het Gerecht onbegrijpelijk. Immers er was sprake van een ernstig ziektebeeld dat controle en mogelijk ingrijpen noodzakelijk maakte. [Naam arts] heeft niets aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij heeft gezorgd voor een behoorlijke overdracht van zijn patiënten - ook niet ten aanzien van [eiseres]. Ook acht het Gerecht het onbegrijpelijk dat op het consult van 2 februari 2015 geen aandacht is gegeven aan de CRVO - waar dat wel voor de hand had gelegen. Het argument van [Naam arts] dat hij het erg druk heeft en veel patiënten heeft, overtuigt daarbij niet. Van hem mag immers als goed hulpverlener, worden verwacht dat hij bij een door hem geconstateerd ernstig ziektebeeld het beloop in de gaten houdt en tijdig ingrijpt en zeker bij het plotseling afbreken van de behandelrelatie wegens vertrek, zorgt voor een goede opvolging door een collega. Ook het niet beschikbaar komen van verdere onderzoeksgegevens door defecte apparatuur in het IMSAN, had hem tot handelen moeten aanzetten. Op deze punten heeft [Naam arts] naar het oordeel van het Gerecht niet de zorg betracht die een redelijk handelend en bekwaam arts had behoren te geven.
4.3.2 [
Naam arts] heeft in dit verband een beroep gedaan op een aan [eiseres] toe te rekenen vertraging in de consultatie, maar hij miskent daarmee dat het primair zijn verantwoordelijkheid is om in een ernstige situatie het initiatief te nemen, zeker nu het op Aruba een vrijwel vaststaand feit is dat het zelfstandig maken van een afspraak door een patiënt een tijdrovende zaak is. Een snellere afspraak wordt in het algemeen eerst verkregen indien dat op instigatie van een andere arts geschiedt. Het Gerecht zal het dan ook aan [eiseres] niet tegenwerpen dat zij mogelijk niet eerder dan op 23 april 2015 bij [collega arts] is verschenen - nu het juist op de weg van [Naam arts] lag om op spoed aan te dringen.
4.4
Defecte apparatuur
4.4.1
Het tweede deel van de behandeling volgt als [eiseres] op 28 april 2015 zich opnieuw bij [Naam arts] meldt wegens aanhoudende druk in haar linker oog. [Naam arts] besluit daarop tot een laserbehandeling op de dag erna, die echter jammerlijk mislukt, omdat tijdens de behandeling het apparaat defect raakte, althans onvoldoende functioneerde om de behandeling te voltooien. [Naam arts] voert in dit kader aan dat hij niet aansprakelijk is voor defect functionerende apparatuur, maar dat verweer verwerpt het Gerecht. In beginsel kan hier toepassing worden gegeven aan de in art. 6:77 BW neergelegde regel over de gebrekkige hulpzaak, tenzij blijkt dat er omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van de in dat artikel genoemde uitzonderingen. Hierbij mag gewicht worden toegekend aan het gegeven dat [Naam arts] degene zal zijn geweest die heeft besloten tot het gebruik van het apparaat, hij ten opzichte van [eiseres] ook een (grote) informatievoorsprong had en zich bovendien voor evenementen als de onderhavige kan verzekeren. Voorts heeft [Naam arts] geen inzicht gegeven in de conditie van het door hem gebruikte Argon/Diode laser apparaat. Hij vermeldt niets over de onderhoudshistorie, eventuele eerdere gebreken of indicaties waaruit kon worden afgeleid dat plotselinge storing niet te verwachten was. Daarnaast geldt dat, zelfs indien [Naam arts] niet de eigenaar van het apparaat was, maar alleen de gebruiker, hem dat niet van die onderzoeksverplichting ontslaat. Bij deze stand van zaken acht het Gerecht voldoende redenen aanwezig om de gevolgen van het defect raken van het Argon/Diode apparaat aan [Naam arts] toe te rekenen.
4.5
Slotsom aansprakelijkheid
4.5.1
Uit het verdere beloop van de behandeling blijkt dat [eiseres] een andere vervolgbehandeling heeft gehad dan door [Naam arts] was voorgesteld. Die keuze is niet aan [Naam arts] tegen te werpen. Dit betekent dat het Gerecht van oordeel is dat [Naam arts] op de hierboven aangeduide gronden (behandelingsdelay en gebrekkige apparatuur) jegens [eiseres] tekort is geschoten in de te verlenen zorg en uit dien hoofde voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is.
4.6
Schade, causaal verband, deskundigenbericht
4.6.1
Het Gerecht komt dan toe aan de tweede vraag, te weten die van de schade die door het tekortschieten van [Naam arts] is ontstaan. [Naam arts] heeft aangevoerd dat geen sprake is van causaal verband en heeft betoogd dat de situatie waarin [eiseres] zich al bevond toen zij zich in januari 2015 bij hem vervoegde, zo ernstig was dat (zo begrijpt het Gerecht) het tekortschieten geen ander/beter resultaat zou hebben gegeven. [eiseres] heeft dit betwist. Het Gerecht constateert dat dit onderdeel van het debat nog onvoldoende is gevoerd om tot beslissingen te leiden. Hierbij speelt een rol dat gedaagden met name bij dupliek op dit punt duidelijk stelling hebben genomen.
4.6.2
Ten aanzien van dit onderdeel (schade en causaal verband) heeft het Gerecht behoefte aan deskundige voorlichting. Het Gerecht wil met name aan de deskundige vragen wat het beloop zou zijn geweest indien [Naam arts] niet jegens [eiseres] tekort zou zijn geschoten zoals hierboven is aangenomen.
4.6.3
Het Gerecht zal de zaak dan ook naar de rol verwijzen, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige en de aan hem/haar voor te leggen vragen. Ten aanzien van het voorschot dat aan de deskundige moet worden betaald, overweegt het Gerecht reeds thans dat dit ten laste van gedaagden zal worden gebracht, nu het bericht noodzakelijk is om de gevolgen van de door hen gepleegde tekortkomingen in kaart te brengen.
4.6.4
Iedere verder beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzittingen van
woensdag 27 maart 2019voor een akte aan de zijde van beide partijen naar aanleiding van hetgeen is overwogen onder 4.6.2 en 4.6.3 ,
P1;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 27 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.