ECLI:NL:OGEAA:2019:130

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
AUA201803528
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de voogdijraad in het belang van de verzorging en opvoeding

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 26 februari 2019, wordt de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de voogdijraad behandeld. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie, dat op 1 november 2018 een verzoek indiende om de minderjarige, geboren op 20 juli 2004, aan het gezag van de moeder te onttrekken. De moeder, die na de echtscheiding alleen belast was met het gezag, is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweerschrift ingediend. De minderjarige is op 14 januari 2019 gehoord, en op 15 januari 2019 vond een mondelinge behandeling plaats achter gesloten deuren.

De rechter oordeelt dat het Openbaar Ministerie op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, het kind aan het gezag van de ouder kan onttrekken. De bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing is tijdig gevorderd, waardoor deze nog van kracht is. De rechter verwijst naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, die de mogelijkheid bieden om een ouder van het gezag te ontheffen indien deze ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.

Het rapport van de voogdijraad, gedateerd 26 oktober 2018, toont aan dat de moeder haar verantwoordelijkheden als gezagdraagster grovelijk verwaarloost. Gezien de omstandigheden en het belang van de minderjarige, besluit de rechter de moeder uit het gezag te schorsen en de minderjarige voorlopig aan de voogdijraad toe te vertrouwen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en blijft van kracht totdat er een definitieve beslissing is genomen over de ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag.

Uitspraak

Beschikking van 26 februari 2019
behorend bij E.J. nr. AUA201803528
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad
van de minderjarige:
[naam minderjarige kind],
geboren op 20 juli 2004 in Aruba,
van wie de ouders zijn:
[naam moeder], de moeder,
wonende in Aruba, en
[naam vader], de vader,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 1 november 2018,
- het verhoor van de minderjarige [naam minderjarige kind] op 14 januari 2018,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 15 januari 2019, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. [naam officier van justitie], de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mevrouw [vertegenwoordiger] en mevrouw [vertegenwoordiger], en de vader in persoon. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de vader. Na de echtscheiding tussen de ouders, is de moeder alleen belast geworden met het gezag over de minderjarige.
2.2
Op 23 oktober 2018 heeft het openbaar ministerie de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder(s) onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
3.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is.
3.3
Ingevolge artikel 1:272, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
3.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden, en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over haar kind wordt geschorst.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
Uit het rapport van de voogdijraad van 26 oktober 2018 is gebleken dat de moeder haar verantwoordelijkheden en verplichtingen als gezagdraagster grovelijk verwaarloost. Ter voorkoming van verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarige acht de Voogdijraad het in het belang van de minderjarige noodzakelijk en wenselijk dat zij hangende het onderzoek voorlopig aan de Voogdijraad wordt toevertrouwd.
3.7
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder hangende het onderzoek ter zake van het verzoek om ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag, geheel in de uitoefening van het gezag over haar wordt geschorst.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de moeder uit het gezag welke zij heeft over de minderjarige:
[naam minderjarige kind], geboren op [geboortedatum] 2004 in Aruba,
vertrouwt de minderjarige voorlopig toe aan de voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven totdat omtrent de ontheffing bij gewijsde is beslist,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 26 februari 2019 door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.